[Bartholomeus Spranger van den Schilde]
SPRANGER VAN DEN SCHILDE (Bartholomeus), in 1546 uit een aanzienlijk geslacht te Antwerpen geboren, had een aangeboren neiging voor de teeken- en schilderkunst. Het ontbrak hem echter aan goede leermeesters, en daarom begaf hij zich naar Italië waar hij te Milaan zich in het schilderen met water- en olieverw oefende. Drie jaren woonde hij bij den kardinaal Farnese, werd vervolgens schilder van paus Pius V en in het Belvedère gehuisvest. Hier schilderde hij, op begeerte van zijne Heiligheid, het Laatste Oordeel op een zes voet hoogen koperen plaat, waarin ongeveer 500 beelden voorkwamen, en verscheidene andere kapitale stukken voor kerken en altaren. Na 's pausen dood, trad hij in dienst bij de Roomsche keizers Maximiliaan II en Rudolph II, en hielp te Weenen den kolossalen en zinrijken triumfboog bij 's laatstgemelden keizers blijde inkomst tot stand brengen. Ofschoon keizer Rudolph, in den aanvang zijner regering, weinig kunstliefde liet blijken, huisveste hij echter Spranger in zijn paleis en bezocht hem nu en dan om hem te zien schilderen, verhief hem en zijne nakomelingen in den adelstand, en omhing hem, in tegenwoordigheid van alle zijne hovelingen en edelen, met een driedubbelen gouden keten. Na een afwezigheid van 37 jaren bezocht hij zijn vaderland; tot goedmaking van de reis schonk de keizer hem f 1,000,00. Zijne terugkomst verwekte een algemeene vreugde, bijzonder onder alle kunstbeoefenaars. Te Amsterdam huldigde hem de regeering met eenige kannen wijn, te Haarlem onthaalde hem de kamer Trouw moet blijken op een kostbaar gastmaal en vereerde hem over tafel tot zijn welkomst met een tafel- of blijspel tot lof der schilderkunst. Over Keulen keerde hij naar Praag terug, waar hij in 1628