1588 een afzonderlijk en kerkelijk gezantschap aan de Engelsche koningin, Elizabeth, uitmaakten. Hij beoefende de Latijnsche poëzij.
Zie Meiners, Oost-Friesl. Kerk. Geschied., D. II. bl. 48; Brandt, Hist. d. Ref., D. I; Paquot, Mém., T. I. p. 33; v. Rheenen, enz., Naaml. der Predd. in de Prov. Utrecht, bl. 5. volgg.; Glasius, Godg. Nederl.; Kist en Royaards, Arch., (2 Serie) D. VI. bl. 201, 262; Nav., D. V. bl. 171.