[Jan Willem van Sonsbeeck]
SONSBEECK (Jan Willem van), zoon van mr. C.L. van Sonsbeeck, lid van het Wetgevend ligchaam der Bataafsche republiek, werd den 12 December 1774 te Vlissingen geboren en studeerde te Leiden, waar hij den 24 November 1794 in de Groote gehoorzaal eene Redevoering ter nagedachtenis van P. Nieuwland openlijk uitsprak. (J.W.v.S. en D.J. van Lennep, ter nagedachtenis van P. Nieuwland. Leyden, 1794. kl. 8o.) Hij bezat een gelukkigen aanleg, blijkbaar uit de weinige geestige en bevallige dichtstukken die van hem voorhanden zijn, zoo als uit zijn Huwelijks avond, Cantate bij den echt van Mr. J.H. Schorer en Mej. J.M. van den Brande, 18 April 1794, in Werken der Bataafsche Maatschappij van Taal- en Dichtk. D. I. bl. 123; Oorlog en vrede. Breda, 1792. 8o; Mijne verlustiging op den Emer en Endegeest, Breda, 1793. 8o; Bij het afsterven van Mevr. S.J. Ockerse, wed. van Citters. 21 Jan. 1794. Hij overleed te Middelburg 2 Maart 1797.
Zie Voorber. v.h. 3de D. der Verh. v.h. Zeeuwsch Genoots.; Beschrijv. van Zeeland, vervolgd door Paspoort; Witsen Geysbeek, B.A.C. Woordenb., D. V. bl. 312; Collot d'Escury, Holl.