[Willem van Sonnenberch]
SONNENBERCH (Willem van), rentmeester van Hendrik van Brederode, voegde zich bij de Verbondene Edelen, doch zulks bleef onbekend aan Alva, die alleen de volgende misdaden in zijn vonnis op zijn rekening stelde. ‘Hij was een groot begunstiger der predikanten en ketters, en oorzaak geweest dat bij 't huis te Kleef, den heer van Brederode toebehoorende, gepredikt werd. Hij had aan de priesters verboden onder 't regtsgebied van Brederode eenige missen te doen en in hunne koorklederen te prediken. Hij had zekeren priester gedwongen het huwelijk in verboden graden plegtig te voltrekken, hem daartoe op eigen gezag magtende en er f 300 voor trekkende. Hij was tegen den wil der geestelijken over de muren in de abdij van Egmond geklommen en had een hunner met een pistool geslagen, eindelijk was hij, ten tijde der beroerten van den Raad der heeren van Brederode, dien hij overal ten dienste stond, zelfs te Amsterdam, toen deze zich tot beschermer dier stad wilde opwerpen.’ Om al deze redenen werd hij gebannen en zijn goed verbeurd verklaard.
Hij redde zich door de vlucht. Gedurende het beleg van Alkmaar bevond hij zich, als een der krijgshoofden in die stad. In 1574 behoorde hij tot de gevolmagtigden tot het opnemen der rekeningen van Sonoy, tusschen wien en die van 't Noorderkwartier, toen hevige geschillen waren. Een jaar later wikkelde hij zich in den onbedachtzamen handel met Sonoy.
Zie van Meteren, B. IV, bl. 83; Hooft; B. VIII. bl. 358; Bor, B. V. bl. 76. (571). B. VIII. bl. 116-118. (624-641); Sent. v. Alva, bl. 58, 59; Te Water, Verb. d. Edelen, D. III. bl. 295-297; Kobus en de Rivecourt.