[Cornelius Snecanus]
SNECANUS, van SNEEK, of de SNECIS (Cornelius), in 1460 in de nabijheid van Sneek geboren, werd Dominikaner-monnik te Leeuwarden, bezocht Rostock en Keulen ter voortzetting zijner theologische studiën en bekwam aan eerstgemelde universiteit den graad van doctor en een professoraat in de theologie. In 1505 werd hij door het kapittel te Utrecht tot vicaris-generaal zijner orde benoemd en in 1511 te Valenciennes op nieuw tot deze betrekking gekozen. In 1515 werd hem het bestuur over de kloosters zijner orde, in Saksen, Denemarken en Polen toevertrouwd, en later werd hij tot prior van het convent te Rostock aangesteld. Later keerde hij naar zijn vaderland terug en overleed te Leeuwarden den 15 September 1531. Bij het ontstaan der reformatie, achtte zich Snecanus geroepen om haar met al zijn krachten te bestrijden. Bijtende liet hij zich hooren tegen Sebastianus Polanus en tegen Luther zelven.
Hij gaf in het licht:
Sermones XXI. super confraternitate de serto Rosaceo sanctae Dei Genetricis, Semperque virginis, Mariae. Sermones duo contra Ebrietatem et insolentiam bibendi. Catena super officio dicti serti Rosacei. Bullae Apostolicae super confirmatione ejusdem Fraternitatis. Sermones synodales ejusdem quinque. Parisiis 1514. 4o.
Defensio Ecclesiasticorum adversus Sebastianum Polonum, Lutheriani dogmatis Propagatorem in 4o.
Behalve deze werken, liet hij nog verscheidene handschriften na, die weleer in het klooster der Dominicanen te Leeuwarden berustten.
Zie Suffr. Petri, p. 78, 79; Sweertius, Ath. Bat., p. 197; Val. Andreas, Bibl. Belg., p. 165; Foppens, Bibl. Belg., T. I; de Jonghe, de Ord. Batav. Domin., p. 39-40; Quetif en Echard, T. II. p. 82; Paquot, Mém. T. III. p. 637, 638; Glasius, Godgel. Ned.