George Otto Stuart, in Nederland. De Maria Reigersbergen liep in Portsmouth binnen, zette de reis in Mei 1816 voort en kwam in October van dat jaar te Batavia, een jaar na het vertrek uit het vaderland. De kolonel von Schmidt auf Altenstadt overleed te Batavia den 26 November 1817 en zijne weduwe den 19 Mei 1840. Zijn opvolger als directeur der Oost-Indische artillerie, was de generaal-majoor titulair G.J. Holsman. De beide zoons werden nu uit Nederland ontboden, kwamen in 1319 als kadet op Java, en werden geplaatst op de militaire school te Samarang. De oudste zoon overleed in zes en twintig jarigen ouderdom als eerste luitenant der artillerie, te Batavia, den 18 Januarij 1831, nadat hij te Padang was in het huwelijk getreden met Catharina Eliza Jutveld, en met nalating uit dat huwelijk van eene dochter Cornelia, die met den heer Mohrman in den echt trad. Zijne weduwe hertrouwde met E. Francis, ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw, president van de Javasche bank te Batavia. De beide dochters traden in het huwelijk, de oudste, Caroline in 1826 met wijlen Christiaan Lodewijk Hartman, president op Java, die in 1815 als luitenant der artillerie, adjudant was van zijn lateren schoonvader en als zoodanig met hem in Indië kwam; de jongste Jenny, in 1833 met wijlen Johannes graaf van den Bosch, zoon van den toenmaligen gouverneur-generaal J. van den Bosch.
De tweede zoon, Johan George Otto Stuart von Schmidt auf Altenstadt werd geboren den 5 Januarij 1806 te St. Oedenrode. Den 4 Januarij 1820 werd hij aangesteld tot kadet bij de militaire school te Samarang en den 13 September 1823 tot 2e luitenant der artillerie. Toen in Julij 1825 de opstand van Dipo Negoro uitbrak, werd hij al spoedig naar het oorlogstooneel gezonden. Hier deed hij zich kennen als een onversaagd officier. Reeds als jongeling werd in hem die moed, vastheid en beradenheid, opgewekt, welke gepaard aan eene goedhartige gulheid, hem, gedurende zijn geheele leven, het vertrouwen, de vriendschap en de hooge achting deden verwerven van allen die beneden, nevens of boven hem gesteld waren. Wij vinden op zijnen dienst staat vermeld, dat hij zich in den Javaschen oorlog op de volgende wijze onderscheidde:
het doeltreffend aanwinden van geschut bij het nemen van Kombong, op den 7 Junij 1826;
het eerste binnen dringen bij het bestormen van den Kraton te Pleret, op den 21 Junij 1826;
voorbeeldig gedrag bij de retraite van Selarong, op den 16 Augustus 1826;
het in verwarring brengen van den vijand bij eene gecombineerde expeditie, op den 10 Mei 1827;