Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 763]
| |
van Haersma, werd den 8 December 1730 geboren, en in 1757 grietman van Aengwirden. Deze grieterij verwisselde hij den 5 Mei 1772 met die van Tietjerksteradeel, en bekleedde verscheidene commissiën, zoo binnen als buiten de provincie als o.a. die van lid van de admiraliteit, wegens Friesland, te Rotterdam, enz. In 1795 werd hem zijn post ontnomen en hij met velen zijner ambtgenooten en anderen van de meest aanzienlijke ingezetenen, wegens zijne bekende prinsgezindheid door het graauw en opruijers op het blokhuis te Leeuwarden gevangen gezet en slechts door een gelukkig toeval, het binnenrukken van Fransche troepen, zijn leven met dat zijner mede gevangenen, wier teregtstelling reeds besloten was, gered. Verontwaardigd over de ondankbare behandeling zijner medeburgers, verklaarde hij dadelijk na zijn ontslag, nimmer weder eenig ambt of bediening op zich te nemen, en hij heeft woord gehouden. In stilte leefde hij te Bergum, waar hij den 23 Maart 1813, in den ouderdom van 83 jaren overleed. Hij huwde den 9 April 1758 met Louisa Albertina, geb. den 4 April 1738, dochter van Hector van Glinstra, secretaris van Tietjerksteradeel en Eritia van Glinstra, 13 jaren vroeger dan hij overleden. Zie Baerdt van Sminia, t.a.p. bl. 136, 137. |
|