den beroemden penning Procul hinc mala bestia reghes enz. met zonder medewerking van Slingeland bewerkt. Het heerlijk opschrift op eenen lateren: Assertis legibus, Emendatis Sacris, Adjutis, Defensis, Conciliatis Regibus, Vindicalis Maribus, Pace egregia Virtute Armorum parta, Stabilita Orbis Europaei Quiete, die na de Triple alliantie werd geslagen, is dus ook van Slingeland. De fraaije beeldenaar en spreuk op de guldens was ook van zijne uitvinding.’
Meermalen werd hij door de hooge overheid tot belangrijke zaken gebruikt, b.v. tot bemiddeling der hoog loopende geschillen te Enkhuizen. In 1655 trok hij in gezantschap naar Zweden en later nog eens naar hetzelfde rijk en naar dat van Denemarken. Toen had hij het geluk den vrede van het Noorden te sluiten, en hierop mede te werken tot den luisterrijken rol, die de staat ten dien tijde op het tooneel van Europa speelde. Slingelandt beoefende ook de Nederdnitsche poëzij, en schreef onder de spreuk: Prudenter of per ambages in de Dordsche Kraam en andere liedeboekjes van zijn tijd. Hoe hoog men zijn poëzij op prijs stelde, blijkt uit de volgenderegels van C. van Overstege op zijne nog niet uitgegeven poëzij:
‘Roemt d' Amstel op haar Hoofd, op Anzelo, op Vondel,
‘En haar poëten Rei, deêz loffeliken bondel
‘Vol stoffelikke Rijm, vereert ook mede, dat
‘Gij werd geroemt, tot roem van u beroemde Stad.
‘Opdat naar Ouden aart, mijn. Penn' dan in 't kort zegt,
‘'t Geen u in 't lang toe komt, gij hebt in 't oude Dord-regt,
‘Den Naam, en Faam te zijn, al 't geen', de braafste tong',
‘Van een doorlugte Ziel, met goude versen zong.
Afzonderlijk verscheen van hem: Grafschrift van den Heer Mr. Joan de Witte Rechtsgel. te Amsterdam; overleden den XX van Hooimaent 1653, in plano.
Slingelandt stierf te 's Hage den 3 Julij 1690 en werd in de Slingelandts-kapel in de Groote kerk te Dordrecht begraven. Hij huwde, 1. Christine van Beveren, 2. Arnoldina van Beaumont, bij wie hij, den beroemden Simon van Slingelandt en eene dochter met François Fagel gehuwd, verwekte.
Zie Wagenaar, Vad. Hist. D. XII. bl. 393; Wicquefort, L'Amb. p. 488, 489; Aitzema, Sak. van Staat en Oorl. D. IV. bl. 380; Scheltema, Staatk. Nederl.; van Haeren, de Geuzen, bl. 311; van Loon, Ned. Hist. Pen. D. II. bl. 555, D. III. bl. 24; Scheltema, Gesch. en Letterk. Mengelw. D. III. st. 3. bl. 116; van der Aa, N.B.A.O.W.; Overstege, Poëzij, bl. 163: Siegenbeek, Lofrede op S. van Slingelandt; bl. 86; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. van port. v. Doorninck, Anon. en Pseudon. No. 190, 259.; Collot d'Escury; Holl. roem, D. I. bl. 81, A. I, 197; Balen, Bes. v. Dordr., bl. 935, 968.