[Abbe van Sjuxma]
SJUXMA (Abbe van) grietman van Ferwerderadeel (1520,) ontving als zoodanig, d. 10 Maart 1522 bevel van den Gelderschen bevelhebber te Dokkum, Jan Goltstein, om in alle kerken zijner grieenij te doen afkondigen, dat niemand, onder verbeurte van lijf en goed, aan de ballingen of Bourgondisch-gezinden pacht of rente mogt betalen, zoo lang hij daarop geen nader orde zoude stellen. Van 1539 was hij Volmagt ten landsdage. Slechts tot 1528 of 1529 bekleedde hij zijn ambt als grietman, wanneer hij denkelijk zijn ontslag heeft genomen. Ten bewijze dat hij meer hield van de handen uit de mouw te steken dan werkeloos te blijven zitten, haalt men een spreekwoord van hem aan, dat hij gebruikte, bij gelegenheid dat er, terwijl hij nog grietman was, een roofvogel verscheidene weken achtereen op het kruis van een kerktoren kwam vliegen, en daardoor de bijgeloovige menigte zeer in vrees bragt, die uit zijn komst groote onheilen voorspelden en door de priesters werden aangezet, om door bidden de gevreesde ongelukken af te wenden; doch de grietman riep alle dorpbewoners op het kerkhof bij elkander, en liet hen op eens een hard geschreeuw aanheffen, waardoor de vogel verschrikte, wegvloog, en niet weder verscheen. Sjuxma merkte hierop aan:
‘Az 't fijf kruesjen alle dey;
willende daardoor te kennen geven, dat groot geweld te maken dikwijls meer helpt, dan alle dagen met gevouwen handen werkeloos te zitten. Hij overleed in 1545, bij Wisk, dochter van Duco van Hemmema en Bauk Popkema geen kinderen nalatende.
Zie U.v. Burm. Tab. Gen.; Winsemius, Chron. p. 400; Friesch Jierboekje for 1830; v. Sminia, N. Naaml. van Grietm. bl. 42, 43.