Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 702]
| |
Wijnpersse en studeerde vervolgens te Leiden, waarna hij te Groningen werd aangesteld tot rentmeester der stads-veenen, en vervolgens tot drost der beide Oldambten. In 1787 van zijn post verlaten zijnde, bleef hij ambteloos tot 1795, toen hij wegens de provincie Groningen en Ommelanden werd afgevaardigd ter vergadering van de Staten-Generaal en door deze benoemd tot ambassadeur te Parijs. Niet lang daarna benoemde men hem tot lid der eerste en tweede nationale vergadering, en werd hij op haar last, lid der constitutie-commissie. Den 22 Jan. 1798 stelde men hem, nevens vele andere heeren, in politieke bewaring op het Huis in 't Bosch, naardien hij zwarigheid maakte, om de bekende verklaring te doen. Na dien tijd verkoos hij zonder ambtsbediening te blijven, en niet dan met moeite liet hij zich overhalen om de post van drost der beide Oldambten, omtrent 1803, wederom op zich te nemen, doch verwisselde haar in 1811 met die van vrederegter in 't kanton Veendam, welk ambt hij tot zijn dood toe bekleede. Van zijne jeugd af was hij onvermoeid werkzaam met het verzamelen en uitgeven van stukken, strekkende tot opheldering onzer vaderlandsche Geschiedenis. In 1789 verscheen te Groningen: Voorloopig Register van charters, privilegiën, placaaten, ordonnantiën enz. Stad en Lande betreffende, en kunnende dienen tot het opmaaken van derzelve groot placaat- en charterboek, loopende tot aan de reductie, of het jaar 1594. Dit register, met groote naauwkeurigheid geschreven, begint met de oudste Friesche wetten voor den tijd van Karel den Grooten, van 't jaar 640, meermalen uitgegeven, en eiudigt met 1592. Ook bewerkte hij met T. Modderman den Tegenwoordige staat van Stad en Lande, in 1793 en 1794 in 2 dn. uitgegeven, als ook Onderzoek over het voorregt, dat sommige geslachten in Groningen hebben, om het Brouwers-Gild met 14 butkens te kunnen winnen in de Werken van het Groningsche genootschap pro excolendo jure patrio, doch zonder zijn naam in 1792 uitgegeven in D. III. st. 2. In D. IV, st. 1 staat nog, met bijvoeging van zijn naam een uitvoerig Vertoog van de veenen, derzelver aanleg en invloed op de Nederlandsche regten. De 2de afdeeling is, wegens hare uitvoerigheid, niet geplaatst. Zijne beloofde Geschiedenis van Wedde en Westwoldingerland is niet verschenen. Hij overleed den 17 Junij 1814.
Zie Letterb. 1815. D. II. bl. 359; Aanspraak v.J.W. te Water in Hand. der Maats. v. Ned. Letterk. 1815. bl. 20; Verwoert. |
|