[Diederick Johan Singendonck]
SINGENDONCK (Diederick Johan), uit het aanzienlijke geslacht van dien naam, op den huize Groenesteyn, in het Nedersticht van Utrecht, in 1784 geboren, werd voor den militairen stand opgeleid, en begon in 1802 zijn militairen loophaan onder de Pruissische vanen. In 't begin van 1806 bij het Pruisische kurassier-regement Quitzow tot luitenant bevorderd, werd hij in den veldslag bij Auerstadt zwaar gewond, en door de Franschen krijgsgevangen gemaakt. Door zijne bekomen wonden, van welke er een later de amputatie van een been noodzakelijk maakte, werd hem, met toekenning van den rang van eersten luitenant zijn ontslag gegeven. Na eene reis door Duitschland, tot herstel zijner gezondheid, keerde hij naar het vaderland terug, vestigde zich te Utrecht, en overleed aldaar den 10 December 1833, in den ouderdom van 49 jaren. Hij beoefende de schildenkunst, en inzonderheid het vak van stil leven. Jan Weeninx was hem de geliefde leidsman bij zijn werk, naar wiens voortreffelijk penseel hij, met een taal geduld, alles, volgens de natuur, zeer uitvoerig schilderde. ‘Ik heb’ schreef Kramm, dien wij volgen, ‘veel van zijne stukken gezien, en hem er ook zien schilderen, die goed geordonneerd, natuurlijk van kleur, en effect waren, en verscheidene tentoonstellingen hebben opgeluisterd.’ Ook vervaardigde hij eenige etsproeven, onder welke zeer fraaije. Hij was correspondent van het koninglijk Nederlandsch instituut en van andere genootschappen. Zijne kunstwetenschap werd den 14 Junij 1834 te Utrecht verkocht. Zijne voornaamste werken en ook zijn geschilderd portret berusten bij zijne familie te Utrecht.
Zie Kramm; van Eynden en van der Willigen, Gesch. der Vad. Schilderk., D. III. bl. 49.