[Peter Sickinga]
SICKINGA (Peter), beroemd staatsman, burgemeester te Groningen. Hij is tot belangrijke bezendingen gebruikt, zoo als in 504 naar Vollenhove om een stilstand van wapenen te treften, later vergezelde hij meestal Willem Frederiks en Jelmer Canter. Een ijverig tegenstander der heerschzucht van de Saksische hertogen, had hij een groot deel aan het inroepen van den hertog van Gelder, en werd dikwerf aan hem gezonden. In 1524 handelde hij te vergeefs met de Bourgondische Friesen tot vereeniging. In 1525 betoonde hij grooten ijver in het dempen van het oproer, en werd benevens drie andere regenten gedwongen, zich als borgen voor stads schulden te stellen.
Bij het toenemen van 't oproer, verliet hij de stad, en trok naar den hertog om dezen van den stand der zaken te verwittigen. Nu barstte de woede nog meer tegen hem en zijn schoonzoon Johan Jarges uit. De weifelende handel van den hertog en van den stadhouder van Merwick, die deel had aan de opstokingen van 't gemeen, deed hem afwezig blijven. Dientengevolge had hij weinig leeds van het in 1527 hervat oproer. Later vinden wij niets van hen aangeteekend. Vele jaren achtereen was hij (honore consulari continuato zegt Emmius) burgemeester geweest.
Hij was de zoon van Feye Sickinga en Lamke Jarges, en huwde in 1493 Wennegien Alma, dochter van Ile Alma en Bywe Broersema, en liet na één zoon, Jan, en eene dochter, Feye.
Zie Emmius, Hist. Fris. passim; Tegenw. Staat van Gron., D. I; Scheltema, Staatk. Nederl.; Kobus en de Rivecourt; Verwoert.