man, die behalve in de regtsgeleerdheid ook in de geschiedenis van zijn vaderland zeen ervaren was. Hij schreef een chronyk van hetgeen er in zijn leeftijd geschied is, waarvan Fnrmerius, die liaar in 1604 van zijn zoon te leen ontving, gewag maakt.
Ook moet hij zeer welsprekend zijn geweest. Hij huwde Seerpke van Fopma, in 1582 gestorven, en liet drie zonen na, Sibrandus (die voorgaat) en Nicolaas, die in 1596 te Franeker kwam, om in de regten te studeren en een Epigram vervaardigde voor de Fastorum Kalend. libris van broeder.
Zie Winsemius, Chr. v. Vriesl., bl. 374, 626, Hist., T. VI. d. 439, 457; Jugler, Beyträge zur Juristischen Biographie, T. III. p. 179; De Wall. c., p. 160, 161 Halbertsma en Stamboek, t.a.p.