Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Joannes Sibranda]SIBRANDA (Joannes), den 20 Sept. 1668 te Witmarssum geboren, bezocht de Latijnsche school en vervolgens de akademie te Franeker, waar hij met geen minder vrucht de philosophische en literarische lessen bijwoonde, dan de theologische collegien van van der Waaijen, Vitringa en Roëll. Tot voortzetting zijner letterkundige studien begaf hij zich naar Leiden en Utrecht, waar hij de voorlezingen van den beroemden J.G. Graevius bijwoonde. In 1692 door de classis van Leeuwarden onder het getal der candidaten tot den H. Dienst opgenomen, opende zich een andere werkkring dan de kerkelijke voor Sibranda. Hij werd in 1693 met den titel van praelector in de Grieksche taal aan de hoogeschool te Franeker verbonden. Jammerlijk werd de grootsche verwachting, die men van hem had, teleurgesteld, hij gaf zich aan eene losbandige levenswijs over, die hem den 18 Dec. 1696 in het graf sleepte, na in het vorig jaar in het huwelijk te zijn getreden met Ida Swalue, dochter van Bernhard Swalue, med. dr. te Harlingen. Hij schreef: Dissertatio de Statu Judaeae Provinciae sub. Procuratoribus veraque interpretatione Joh. XIIX:31, in 1689 onder Campegius Vitringa verdedigd, en vervolgens door zijn broeder HeroGa naar voetnoot1) vermeerderd met Observationibus quibusdam philologicis, ex Auctoris manuscriptis, Franeq. 1698 8o., later in Th. Hazaei en Conr. Ikenii Thesauri novi Theol. Philol. Dissert. Exeget. T. II. uitgegeven. Diatribe ad 1 Petr. V:5. Franeq. 1696, ook in Hazaei Bibl. Brem., Cl. VII. p. 954. Ad l. Gal. VI:17. Franeq. 1696. De Macello, I Cor. X:25. Franeq. 1698. 4o. Het ware Heiligdom, toonende hoe de Heilige Godt niet anders dan met betooninge van zijne heiligheit in de offerhande van den Messias, zijne genade aan den zondaar bewijst, en | |
[pagina 644]
| |
hoe daarenboven de Twee Pilaren van Israel Schem Adonia, dat is den naam des Heeren, en Schemang Iscall. enz. Deut. VI:4, 5. Amst. 1719. 8o. Zie Boekz. 1719 b. bl. 129.
Het Jubile of gedachtenis van het vijftigste jaar in de bedieninge van Gods woort; verhandelt uit Psalm LXXI:15-18, waarbij eene verklaering over de deugden en volmaektheden van Godt, anders zijne eigenschappen. Amst. 1722. 8o. Zie Boekz. 1722 a. bl. 26.
Bekeerde Moordenaar. Amst. 1718. 8o. Diatribe de raculo Dodonaeo. Positiones philologicae in collegio privato an. 1695 et 1696 disputatae. - Notulae posthumae in Josephi Librum I Antiq. Judaicarum, in Havercamp, edit. T. I. p. 60-65.
Zie Progr. fun. Jo. Waieni; Progr. fun. Sebast. Schelken; Bibl. Brem. Cl. VII. p. 954; Saxe, Onom. T. V. p. 375; Vriemoet, Ath Fris; p. 707; Paquot. Mém, T. I. p. 371; Glasius. Godgel. Ned.; Kobus en de Rivecourt; Rabus, Boekz. v. Europa, 1698 bl. 294. |
|