Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Eerste stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Willem Sewel of Zewel]SEWEL (Willem) of ZEWELGa naar voetnoot1), in 1654 te Amsterdam geboren, werd door zijne ouders, in zijne jeugd, op een handwerk besteld, doch zijne zucht voor taal- en letterkunde was zóó sterk, dat hij zijn handwerk liet varen, en in het schrijven voor de drukpers zijn bestaan zocht te vinden. Hij oefende zich derhalve zoo in zijne moedertaal, als in het Fransch, Engelsch en Hoogduitsch, maakte groote vorderingen in deze, en ook en Latijnsche talen, ja was zelfs niet onervaren in het Grieksch. Van zijne kennis der Nederduitsche taal gaf hij eene schitterende proeve in zijne Nederduitsche Spraakkunst. Amst. 1708, waarvan de tweede druk in 1712 te Amsterdam verscheen, met den titel: Nederduytsche spraakkunst, waarin de gronden der Hollandsche taale naauwkeuriglijk opgedolven, en, ten aanzien der spellinge als bewoordinge, duydelyk aungeweezen zijn. De 2de dr. doorg. vermeerdert, en met eene lijst van de geslachten der Naamwoorden, die onder geene vaste regelen betrekkelyk zyn; nevens eene verhand. redenkunstige figuren enz. verrijkt. Sedert verschenen er nog verschillende uitgaven van, zooals te Amsterdam 1733 3de dr. doorgaans veel vermeerdert enz. Ald. 1756. 8o. Zeer verdienstelijk maakte hij zich ook door zijn Korte wegwijser tot de Engelsche taal. Amst. 1740. 12o., Compendious guide to the Low dutch linguage. Amst. 1740, en Wegwijser tot de Engelsche en Nederduitsche Tale. 12o. (alle meermalen herdrukt), doch vooral door zijn Groot Engels en Nederduyts en Nederduyts en Engels Woordenboek, meermalen herdrukt, o.a. Amst. 1727 (3de dr.) 1735 4o. 2 D. Ook vertaafde hij verschillende schriften uit het Engelsch, zooals: Goede raad aan de kerke van Engeland, mitsg. de roomsch catholyke en protestantsche dissenters 1687; De leeringe der duyvelen van N. Orchard. Amst. 1691; Ondersoek van 's menschen gelukzaligheid van Dr. Lucas. Rott. 1697. 8o. Het leeven en afbeeldsel der vorstinne Maria, door G. Burnet. Amst. 1695 en anderen. Uit de Grieksche en Latijnsche taal hebben wij zijne overzettingen van Dionysius Haliicarnassensis, Flavius Josephus (Haarlem 1732 m. pl. fol., 1739 2 D. 4 D. 8o), het dertiende schimpdicht van Juvenalis (in Nederd. Vaersen, en met aanteekk. voorzien. Amst. 1687). Als dichter (want hij | |
[pagina 636]
| |
beoefende ook de Nederduitsche poëzy) muntte hij niet uit, blijkens de proeven, medegedeeld door van der Aa, uit zijn Koningh Davids val en wederopstandingh. Amst. 1713. 4o. Meerder roem verwierf hij door zijn medewerking aan de Historia Quakeriana van Gerard Croese, en vooral door zijn Historie van den opkomst en aanwas en voortgang der Christenen, bekend bij den naam Quakers. Ondermengt met de voornaamste staats-geschiedenissen van dien tijd in Engeland voorgevallen, en met authentike stukken voorsien. Amst. 1717 fol., waaraan hij 25 jaren had gearbeid. Hij zelf behoorde tot die gezindte, waartoe zijn ouders, vroeger leden der Waterlandsche doopsgezinden, waren overgegaan. Verschillende schrijvers maken nog van andere voortbrengsels van zijn pen gewag, zooals van zijne verbeterde uitgaaf der Grammaire flamade van La Grue. Amst. 1718. 8o. Zedelessen des Evangeliums. Amst. 1729 8o.; Historie van het O. en N. Testament; Beschrijving van den Trojaanschen oorlog, 12o. Verdediging des Hertogs van Marlborough tot antwoord op een boekje valschelijk zoo genoemd, uit het Eng. Amst. 1712. 8o. Brief van seker Heer aen William Penn, Eygenaar en Gouverneur van Pensylvania, benef. zyn antwoord uit het Eng. Hij vervolgde ook de Boekzaal van Europa door Rabus, (Maandelijksche Uittreksels of Boekz. d. Gel. Wer. 1692. 8o.) en schreef eenigen tijd de Amsterdamsche Courant. Ook zou hij een bekwaam chirurgijn zijn geweest? Zijn portret is door G. Rademaker en I. de Later bewerkt, met vierregelig vers van F. Halma in 1705, oud 50 jaren. Sewel overleed 13 Maart 1720.
Zie Siegenbeek, Gesch. d. Nederl. Letterk., bl. 320; van Kampen, Gesch. d. Nederl. Lett., D. II. bl. 194; Ypey, Gesch. der Nederl. Tale, D I. bl. 537; van der Aa, N.B.A.C. Woordenb.; Glasius, Godgel Nederl.; Wagenaar, Beschrijving van Amsterd., D. III. bl. 234 (uitg. in fol.); Delvenne, Blogr. du Royaume des Pays-Bas, T. IV. p. 405; Bibl. Univ.; Witsen Geysbeek, B.A.C. Woordenb.; D. V. bl. 282, 283; Republyk der Gel. Sept. en Oct. 1717, p. 273; Bibl. Brem., Cl I. p. 298; Nav., D. XIV. bl. 244, 269, 303, 329; Rabus, Boekz. v. Europa, 1697 bl. 484; Rogge, Bibl. v. Centrarem Geschrift, bl. 258; Abcoude, Naamr., bl. 392; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.; v. Doorninck, Bibl. d. Ned. Pseud., bl. 474; Steven, Hist. of the Scott. Church. p. 272. |
|