[Johannes Seu]
SEU (Johannes) werd den 29 Junij 1576 uit Frankfort te Middelburg tot leeraar der Herv. gemeente beroepen en den 4 Jan. 1580 te Hulst, doch hij bleef te Middelburg, waar hij stierf en begraven werd den 7 Jan. 1613. Schoockius roemde hem als ‘een die in des Heeren wijngaard zich zonderling heeft gekweten.’
Hij gaf in het licht:
Schriftmatige artykelen tegen de ongeschikte en valsche dwaelingen der wederdoperen. Middelb. 1599.
Corte beschryvinge van het ambt der overheit, ende wederlegginge van een boucxken dat eenen wederdoper met verzwyginge zyns naems heeft laten uitgaen jegens de dienaeren des woorts deezes eilants, tegen het recht gebruyck des crychs. Middelb. 1600.
De opdragt van dit werkje aan bailjuw, burgemeesteren, schepenen en raden der stad Middelburg, werd aangevallen door een naamloozen schrijver, allegeerende de texten der H. Schriftuere met sulken gront en verstant, als (zoo men zeit) Bartel de Psalm las.
Zie Brandt, Hist. der Ref.. D. I. bl. 565, D. II. bl. 4, 5; H. Moded, Grond. bericht van de wederd. vaorr.; Schoockius, de Canon. Ultraj., p. 494; Hoornbeek, Summa controv., p. 372; Te Water, Kort verhaal d. Ref. v. Zeel., bl. 181; Glasius, Godgel. Nedert.; Nav., D. VIII. bl. 100, 232.