[Charles Sebille]
SEBILLE (Charles), zoon van Daniel Sebille, (eerst predikant te Mauoerf en Bretagne, later (1681) te Goes, en aldaar in 1712 overleden) werd te Goes geboren, en was een aanzienlijk koopman te Amsterdam, boezemvriend van Feitama, in zijn tijd de aristarch der gelijktijdige dichters, die bij zijn overlijden, 6 Julij 1738, Sebille in weidsche lijkdichten tot een wereldsch wonder verhieven.
Men heeft van hem:
De schelmeryen van Cartouche; blsp. vert. n.h. Fr. van Le Grand, en uit de andere waereld hier gekomen. Amst. 1722.
Pompejus, trsp. n.h. Fr. van P. Corneille op nieuw gev. Ald. 1737.
De dood van Cesar, trsp. n.h. Fr. van de Voltaire op nieuws gev. Ald. 1740.
De Dobbelaar; blsp. gev. n.h. Fr. van Regnard. Ald. 1741.
Onder de Zinspreuk Le Tems est un grand maitre. Tooneelpoëzy en Lijk- en Grafdichten op denzelven. Amst. 1742.
Zie Witsen Geysbeek, B.A.C. Woordenb., D. V. bl.270, 271; Cat. der Maats. v. Ned. Letterk., D. II. bl. 192; Ab. Utrecht Dresselhuis, de Herv. Gem. te Goes, bl. XXXVIII.