Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Eerste stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 595]
| |
en klom tot den rang van luitenant-generaal op. Hij was een man, algemeen in den lande en ook daar buiten bekend, door het groot en roemrijk deel dat hij had, als chef van het wapen der artillerie, aan de dappere en volhardende verdediging der citadel van Antwerpen in het jaar 1832, en vervolgens door zijn 19jarig bestuur, als eerste commandant en gouverneur der koninklijke militaire academie, waarvan hem door koning Willem I in het jaar 1836 de wederoprigting werd toevertrouwd, en in welke betrekking hij, in vereeniging met den toenmaligen tweeden commandant, den lateren generaal I.P. Delprat, het hooger militaire onderwijs hier te lande op zulk een goeden en degelijken grondslag vestigde, en door volhardend pogen de inrigting met zulk een uitmuntenden leercursus verrijkte, dat de militaire academie sedert een sieraad van het vaderland is geworden, aan welke een groot aantal bekwame officieren, zoo hier te lande, als in onze overzeesche bezittingen hunne opleiding te danken hadden, zoodat aan beide verdienstelijke mannen te regt de eernaam van herstellers van het hooge militaire onderwijs gegeven is. Seelig was een man van buitengewone begaafdheden, helder verstand en juist oordeel. Men heeft o.a. van hem: Onderwijs in de beweging der lasten voor artilleristen, of handleiding tot de kennis en behandeling der hef- en draagwerktuigen. Delft 1821, en Antillerie-Atlas, 144 platen met verklaring. Breda 1861. Hij was adjudant des konings in buitengewone dienst, ridder van verschillende orden, en overleed den 5 October 1864 te Ginneken, waar op het kerkhof een monument ter zijner eere is opgericht, in den ouderdom van 79 jaren. Zie Bosscha, Neerl. Heldend. te land, D. III. bl. 741, 750, 778, 779; Part. ber. |
|