[Augustus Arnoldus Sebastian]
SEBASTIAN (Augustus Arnoldus), zoon van den vorige, den 30 December 1805 te Leiden geboren, werd eerst aan het gymnasium en vervolgens aan de academie te Heidelberg opgeleid. Hier onderwezen hem Fr. Creuzer en Baehr in de klassieke letterkunde, Erhard in de logica en melaphysica, Munck, Schiveins, Dierbach, Leop. Gmelin en Leuckhard in de wis- en natuurkundige wetenschappen, Tiedemann, Puchelt, M.J. Chelius, Naegele en zijn vader in de geneeskundige vakken. In het Heidelbergsch hospitaal verkreeg hij, als amanuensis, eene groote praktische ervaring, en verwierf in 1827 den doctoralen graad na het verdedigen eener dissertatio de hydrope vesiculae felleae. In zijn vaderland teruggekeerd, zag hij zich weldra als lector in de anatomie en physiologie aan de militaire geneeskundige school te Utrecht geplaatst, tot dat hij in 1830 zijne voorlezingen moest staken, wegens het groot aantal zieken en gewonden, die toen in behandeling kwamen en waaraan hij zijne hulp als militair heelmeester moest verleenen. Den 5 April 1832 aanvaardde hij het hoogleeraar-ambt te Groningen met een Oratio de Batavorum saeculo decimo septimo de anatome meritis atque inventis in ea praestantissimis.
Bij de overdragt van het rectoraat in 1836 sprak hij de animo et ingenio gentium suis de medicina meritis evidentissimo, in 1846 de medicina, institutionis moralis adjutrice. In 1844 werd hij hoogleeraar aan de klinische school te Amsterdam benoemd; doch hij sloeg deze gelegenheid tot standverwisseling af, en bedankte eveneens voor den katheder te Leiden hem aangeboden. Niet lang daarna verzocht hij, dat hem wegens zijne geschokte gezondheid een lector mogt worden toegevoegd. Toen hem deze geweigerd werd, nam hij zijn ontslag en vestigde hij zich als practiserend geneesheer te Amsterdam, en bleef de praktijk tot zijn dood, den 8 April 1861, uitoefenen. Hij huwde Maria Roghé.
Men heeft van hem:
Eenige waarnemingen bij het ontleden van den Gecko van Java.
Waarnemingen omtrent het tongbeen van den mensch.
Aantt. bij het ontleden van den bruinen draak.
Anatomische aanteekeningen.
Eenige geschiedkundige zoölogische aanteekeningen in
Bijdragen tot de natuurk. wetenschappen. Dl. IV-VI.
Elementa physiologiae specialis corporis humani. Gron. 1838. Vert. onder den titel van Grondbeginselen der bijzondere natuurk. van den mensch, ten dienste van de Clinische scholen en toekomstige plattelands-heelmeesters. Gron. 1839.
Physiologia generalis. Gron. 1839, insgelijks vertaald, ten