[Johannes Schultz]
SCHULTZ (Johannes) werd in 1776 te Amsterdam geboren en door Ds. Sterk en aan het Amsterdamsch Athenaeum voorbereid. Nadat hij van Julij 1794 tot Februarij 1796 te Göttingen en Tubingen onder Stäudlin, Eichhorn, Storr, Gaub en Schnurrer gestudeerd had, werd hij den 21 Maart 1796 tot proponent bevorderd, en was van den 20 September 1797 vast proponent in zijne geboorteplaats. Den 21 November 1798 werd hij aldaar geordend om den dienst bij de luthersche gemeente te Kampen te aanvaarden. In 1799 sloeg hij een beroep naar Leiden af, doch nam in 1803 dat naar 's Hage aan. Toen hij in 1806 voor de beroeping naar Rotterdam had bedankt, schonk de kerkeraad hem f1000, die hij terstond tot een fonds van tractementsverbetering voor de Luth. predikanten bestemde. Hij behoorde in 1809 tot de commissie tot regeling der belangen van den lutherschen eeredienst, en eindigde de feestviering van den 2 November 1817 (drie honderd jarig feest der kerkhervorming) met eene leerrede over Gal. V:I. Hij werd lid der commissie tot het ontwerp van een algemeen reglement tot organisatie van zijn kerkgenootschap, den 6 November 1818 door den koning benoemd tot secretaris der synode, sloot deze met eene leerrede over Eph. IV:3-6, en overleed den 23 Mei 1838.
Hij gaf behalve de genoemde feestrede, ziet van hem in kerkelijke redevoeringen en aanspraken bij de opening en sluiting van de eerste vergadering der Evang. Luthersche Synode 's Hage 1819, eene leerrede over het wederzien in het licht: ook vertaalde twee deelen Leerredenen van Ebersbach.
Zie Domela Nieuwenhuis, Gesch. der Ev. Luth. Gem. te 's Hage, bl. 71 volgg.; Dez., Overzigt enz., bl. 150.