en zijne te ver gedrevene gestrengheid, deden nogtans zijne pogingen grootendeels mislukken.
Sprekende bewijzen heeft Schrijver van zijne kundigheden nagelaten zoo als twee geschriften handelende over den scheepsbouw van 's lands oorlogschepen, waarvan het eerste gedrukt is in de Boekzaal van Junij 1755, en het ander alleen in hands. Voorts schreef hij:
Omstandige brief of memorie aan Z.D.H. den Prins van Oranje (Willem IV) stadhouder enz. over de redenen van het groote verval van 's lands zeemagt.
Twee voorname Articulen, om te dienen tot redres in de vervallen zeedienst van de republiek en particulier in 's lands zeemagt, tot maintien van de goede ordres, overgegeven in Febr. 1755 aan H.K.H. mevrouw de Princesse gouvernante.
Memorie betreffende een tafereel van de cruelle behandeling. Ao. 1766.
Verdediging van C. Schrijver Ao. 1767, behelzende onderscheidene stukken en memorien omtrent den vervallen toestand van 's lands zeemagt en nopens de miskenning hem luit.-admiraal aangedaan.
Een uitgewerkt plan tot versterking van het eiland Curaçao met daarbij behoorende teekeningen, waarvoor hem door H.H. Mog. den 7 Sept. 1745 een geschenk van 1000 rijksdaalders werd toegekend, en andere kleine geschriften van minder belang.
Op den Cat. der handss. van J. van Voorst bl. 77 no. 443 komt voor: Copie extracten getrocken uit het verhaal van den luitenant-admiraal Corn. Schrijver wegens eenige principaale enorme behandelingen in de procedure gehouden over Capitain Anthony Livinus Haak aang. zijn zonder exempel onkundig verzeilen 's lands schip van oorlog. In Amsterdam den 1 Febr. 1768. In fol.
Hij huwde Maria le Plat, bij wie hij drie dochters had, van welke bij zijn afsterven nog slechts een overig was, die huwde met J.P. d'Orville, schepen en raad van Amsterdam. Hij overleed den 16 Mei 1768.
Zie Europ. Mercur., Ao. 1724. St. I, bl. 291-295, St. II. bl. 55, 58, 229; Ao. 1730. St. II. bl. 47-49, 104-106. Ao. 1731. St. II. bl. 115-118; Wagenaar, Vad. Hist., D. XVIII. bl. 509; Ned. Jaarb. Mei 1768, bl. 567; J.C. de Jonge, Gesch. v. Neerl. Zeew.; D. IV a. bl. 116; D. V. bl. 35-41, 62, 64, 67-75, 106-112, 156, D. VI a. bl. 338, Kok; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.; Cat. v. Aerssen, (mss.) p. 6.