[Lucas Schermer]
SCHERMER (Lucas), zoon van Adriaan Schermer en Hester van der Heiden, ruim bemiddelde lieden uit deftigen geslachte, werd den 5 September 1688 te Haarlem geboren. Hij vertoonde reeds vroeg een sterke neiging voor de wetenschappen, en zoo spoedig was hij de Grieksche en Latijnsche taal magtig, dat hij in 1703, en dus 15 jaren oud, als student aan de hoogeschool te Leiden werd ingeschreven. Een smartelijke steenkwaal, die hem bijna van zijne geboorte af had gefolterd, noodzaakte hem eerlang naar de ouderlijke woning terug te keeren. Te Leiden teruggekeerd verwisselde hij de godgeleerde studie met de regtsgeleerde. Op het punt het meesterschap in dit vak te erlangen overleed hij 10 Febr. 1711.
Als dichter bekleedt hij een aanzienlijke plaats in de geschiedenis onzer letterkunde. Men vergelijkt hem met Rotgans en Antonides. Tweemaal werden zijne Poëzij, in 1711 voor het eerst door zijn vriend P. Vlaming uitgegeven, herdrukt.
Hij bezong in heerlijke heldenzangen de roemrijke veldtogten van 1702, 1706, 1708, 1709.
Zijne belegering en inneming van Doornik en zijn heldendichtstuk de Tempel van Saturnus onderscheide zich door kracht en levendigheid van voorstelling, stoute beelden, juiste gelijkenissen en echt poëtische schildering.
Zijne bruilofts- en lijkdichten, in de gedaante van allerbevalligste herders- en visscherszangen voorgedragen, zijn in den echten Theocritischen geest.
Zijne overzettingen zijn los en vrij, gelijk blijkt uit de dichtstukken Het Haarlemmerhout en Het Sparen uit het latijn van Jan de Witt, secretaris van Amsterdam, en der Batro machiomachia van Homerus.
Men heeft van hem:
Poezij. Haarlem 1702 m. pl. Amst. 1730. Rott. 1743 8o.
Tempel van Saturnus of oorlogsroem van 't jare 1709. Haarl. 1710 4o.
Meleager en Atalante trsp. ook in zijne Poezij.
Atalante in den hof van Kalidon trsp. Amst. 1711, kl. 8o.
Zie P. Vlaming, Voorw. vóór Schermers Poëzij; Siegenbeek, Geschied. d. Ned. Dichtk., bl. 237; van Kampen, Gesch. d. Ned. Letteren, D. I. bl. 375; de Vries, Gesch. d. Ned. Dichtk., D. II. bl. 33; Witsen Geysbeek, B.A.C. Woordenb., D. V.