[Adrianus Cornelis Schenk]
SCHENK (Adrianus Cornelis), zoon van Johannes Schenk en hester Spragge, werd den 11 Maart 1775 te Delft geboren. Na de school verlaten te hebben, werd hij klerk op een kantoor, en oefende zich in zijne tusschenuren in de Fransche, Engelsche en Hoogduitsche talen. In 1795 te 's Gravenhage als klerk op het bureau van oorlog geplaatst, was hij vervolgens op onderscheidene administrative bureaux aldaar werkzaam, tot dat hij in 1812 tot ontvanger te Charlois werd aangesteld, van welken post hij in 1835 gepensioneerd werd. Den tijd, die hem van zijn ambt overbleef, besteedde hij aan letteroefeningen en teekenkunst, waarin hij mede door eigen oefening, een zekere hoogte bereikte.
Zijn voornaamste werk was de voortreffelijke vertaling van Young's Nightthoughts, waarvan de drie eerste zangen in 1805 verschenen, de vierde en vijfde in 1807, de zesde, zevende en achtste in 1819, en de negende of laatste in 1823 het licht zag. In 1829 verscheen bij J. Immerzeel Jr. te 's Hage een tweede druk in kl. 8o. van deze Nachtgedachten.
Reeds vroeger in 1798, had hij met Barend Nieuwenhuizen te Amsterdam, bij Uylenbroek eenen dichtbundel uitgegeven, onder den titel van Keur van Dichtbloemen, bestaande uit vertalingen van Hoogduitsche dichtstukjes, welke alle van de uitstekende bekwaamheid des vertalers getuigden. Ook gaf hij een Lierzang Bij het opsteken der Hollandsche vlag in November 1813 en een Lofdicht op Mr. J. Meerman