[Cornelis Schellinger]
SCHELLINGER (Cornelis), op het eiland ter Schelling geboren, werd eerst predikant te Ameland, vervolgens in 1683 te Winsum, Baard en Huins, waar hij den 18 Maart 1720 overleed.
Hij heeft zich als Latijnsch en Nederduitsch dichter bekend gemaakt.
Behalve verspreide Latijnsche verzen heeft men van hem: Canticum Salomonis et Mosis carmine paraphrastico, 1697. Hij breidde Het Hooglied Salomons naar de vertaling van den zeer vermaarden heer Johan Coccejus in vaarzen uit, en die uitbreiding kwam met zijne Dichtkundige uitbreiding van Mozes Lofzang, Deut. 32, te Franeker bij J. Gijzelaar in het licht.
Zie van der Aa, N.B.A.C. Woordenboek; Greydanus, Predd. in de Cl. v. Franeker, bl. 122.