oom, en weleer geneesheer van het huis van Oranje. Toen hij den ouderdom van 14 of 15 jaren had bereikt, zond men hem naar Herborn, waar hij onder Cyriacus Lentulus, vervolgens naar Heidelberg, waar hij onder de regtsgeleerden Hendrik David Chuno en Luneschorsius studeerde.
In 1655 begon hij te reizen, en na terloops de hoogescholen van Marburg en Straatsburg bezocht te hebben, vertoefde hij twee jaren te Bazel, ten huize van Jan Buxtorf de zoon, en ging daar voort zich op de regtsgeleerdheid en letteren toe te leggen. Van daar ging hij naar Italië, bezocht tweemaal Rome, Napels, Florence en andere steden en kwam over Weenen en Augsburg in zijn vaderstad, waar hij in Julij 1658 de krooning van keizer Leopold bijwoonde. Ook wilde hij Frankrijk zien en vertoefde een geruimen tijd te Parijs, waar hij zich in de Fransche taal oefende, en na verschillende provinciën van dat rijk bezocht te hebben, scheepte hij zich naar Engeland in en keerde over Duitschland naar Holland terug. Kort daarop werd hij advokaat te Spiers. In Holland weêrgekeerd, werd hij in 1663 hoogleeraar in de regten te 's Bosch, in het volgende jaar ook in de philosophia moralis. De oorlog van 1672 noodzaakte hem met zijn gezin naar Holland de wijk te nemen. Daar bleef hij zes jaren, toen curatoren der hoogeschool te Franeker hem, op voorspraak van Albertine van Nassau, den leerstoel van Silvester Jacobus Danckelmann, naar Spiers beroepen, aanboden.
Hij aanvaardde zijn post den 19 Februarij 1678 en werd den 27 Februarij in het volgende jaar doctor in de beide regten. In 1682, 1687 en 1696 bekleedde hij het rectoraat en overleed plotseling den 15 Mei 1700. Zijn ambtgenoot Zacharias Huber hield eene lijkrede op hem. In October 1661 huwde hij te 's Bosch Maria van Callenburg, die in 1670 overleed en hem 9 kinderen schonk, van welke alleen een dochter Catharina overbleef. Deze huwde in 1697 Jean Lemonon, geboren te Pont de-Oèle in Bresse, die, na te Brieg, in Silesië, te Cracow, Frankfort aan den Oder, Berlijn, Hamburg en Franeker gestudeerd te hebben, in 1686 in de laatstgemelde stad predikant der Fransche vluchtelingen, in 1688 buitengewoon hoogleeraar in de Fransche taal, in 1693 leermeester van Jan Willem Friso van Nassau werd, en den 16 Januarij 1716 in den ouderdom van 62 jaren overleed. In 1671 hertrouwde hij met Elisabeth Kijper, dochter van Albert Kijper. Ook deze schonk hem 9 kinderen, van welke Cornelia Geertruida, aan een dorpsleeraar gehuwd en Sebastiaan Jan, die zich op de wiskunde toelegde, hem overleefden. Zijn portret is naar en door J. Luyken gegraveerd.
Hij gaf in het licht: