[Jacobus Sappius]
SAPPIUS (Jacobus) werd, na drie maanden te Varik en zes en een half jaar te Bommel het leeraarambt bekleed te hebben, in 1691 bij loting tegen Nicolaas van der Meer, predikant te Wezel, in plaats van Oldenburg, te Dordrecht beroepen en stierf aldaar den 8 Februarij 1695, in den ouderdom van ruim 37 jaren. Den 20 dier maand hield zijn ambtgenoot van Giffen des avonds in de Groote Kerk, voor eene ontzettende vergadering een treffende lijkrede op hem, vooral merkwaardig door het omstandig verhaal van 's mans godvruchtig afsterven. Hij was een beminnaar der zangkunst en vervaardigde geestelijke gedichten o.a. voor Een nieuw Bundeltje uitgekipte Geestelijke gezangen, ten dienste aller bonden gunstgenoten van Jehovah, waarvan in 1744 te Dordrecht een derden druk verscheen. Zijn echtgenoot Elisabeth, dochter van N. de Veer en van Elisabeth van Valkenborg, na zijn dood hertrouwd met Robbert Morgan, kapitein in 's lands dienst, schonk hem 6 kinderen, zijn zoon Jacobus werd predikant te Kokkingen, en de Haar, te Oudbeijerland (1759), emeritus in 1770 en overleed in het volgend jaar.
Zie Brans, Kerk. Reg. bl. 1; Schotel, Kerk. Dordr. D. II. bl. 105 volgg., 781; van de Wall, Priv. v. Dordr. bl. 1935;