[Mr. Pieter Alexander Sandelin]
SANDELIN (Mr. Pieter Alexander), werd den 19 Febr. 1777 te Brussel, waar zijn vader, Alexander Sandelin, destijds gevestigd was, geboren. Na volbragte regts-studiën, bekleedde hij reeds spoedig het ambt van vrederegter van het kanton La Hulpe, en was tevens belast met het secretariaat van eenige nabijgelegene meijerijen. In 1807 verwisselde hij die betrekkingen voor den post van eersten commies en kashouder bij de administratie der vereenigde regten te Maastricht, om, vier jaren later, eene meer aan zijne neiging beantwoordende bestemming te erlangen, de gewigtige betrekking van procureur des keizers te Amersfoort. In 1814 werd hij verplaatst naar Brugge, in hoedanigheid van vice-president van de regtbank aldaar. In 1817 werd hij tot de waardigheid van president van diezelfde regtbank bevorderd, en bleef tot 1830 dezelfde betrekking vervullen. Inmiddels was hij in 1829 tot ridder van den Nederlandschen Leeuw benoemd en door de Staten van West-Vlaanderen tot het lidmaatschap der Tweede Kamer der Staten-Generaal gekozen.
Toen in het jaar 1830 de Belgische revolutie was uitgebroken, werd zijn huis te Brugge, door een dolzinnig graauw bestormd, in brand gestoken en met alle zich daarin bevindende wetenschappelijke en kunstzaken aan een totale verwoesting prijs gegeven. Ter naauwernood wist hij zich van lijfsgevaar te redden, door zich met overhaaste vlugt naar Noord-Nederland te begeven. Zich daarop 's Gravenhage tot woonplaats gekozen hebbende, legde hij, na het in 1839 met België gesloten tractaat, de deswege gevorderde verklaring af bij het gemeentebestuur van deze stad, in voldoening aan het bepaalde bij art. 2 van het koninklijk besluit van 24 Augustus van evengemeld jaar. Het verlies van zijne laatst vervulde gewigtige betrekkingen, als gevolg van de Belgische revolutie, bragt te weeg dat Sandelin op wachtgeld en vervolgens op pensioen gesteld werd, met den hem in 1844 nog, tot gedeeltelijke vergoeding van ondergaan leed, geschonken titel van Staatsraad in buitengewonen dienst.
Hij overleed den 21 Junij 1857. Tweemalen is hij gehuwd geweest 1 met Marie Jeanne Bourquet, kinderloos gestorven; 2 met Maria Theresia Adelaïde Servais, die hem een zoon schonk.
In 1830 nam hem de Maatschappij van Ned. Letterkunde te Leiden onder hare leden op. Zijn portret is door C. Kruseman geschilderd.
Men heeft van hem:
Memorie over de vereischte wijziging in de zamenstelling der hoven van assises. 1817.
Essai sur la législation criminelle. 1817.
Jacob Cats zedelijke en meest bijzondere schoonheden, bijeenverzameld en op eene alphabetische orde gebragt. 1822.