1821 behaalde hij bij de Maatschappij van Schoone kunsten te Brussel den prijs, benevens een eerepenning wegens een Boomrijk landschap met vee, in 1822 werd zijne schilderij, een Hooibouw voorstellende, te Antwerpen bekroond, 1839 ontving hij voor zijne Landschap met vechtende stieren te 's Gravenhage de zilveren medaille en in 1841 ter zelfde plaatse dezelfden prijs voor zijn Bergachtig landschap met een drift ossen en ander vee. Het eerste werd het eigendom van den baron Huyssen van Kattendijke, het laatste van den koning. Het paviljoen te Haarlem bezit van dezen meester 3 landschappen ‘één met beesten en een ander met de bouwvallen van Brederode.’ Bakhuijzen was ook een verdienstelijk etser. Men heeft van hem:
Een landschap met hutten; in de verte koeijen in de weide: studieblad, zeer zeldzaam.
Een Boschgezigt, regts water, in het midden twee figuren.
Een Landschap met drie koeijen; de drijver aan de regterzijde.
Een landschap, links in de verte koeijen, zeer zeldzaam.
Hij was ridder van de orde van den Nederl. leeuw, lid der Koninklijke academie van beeldende kunsten te Amsterdam en van het bestuur der 's Gravenhaagsche teekenacademie, C. Immerzeel, G.G. Verburgh, H. van Hove, J. van Deventer, W. Roelofs behoorden tot zijne leerlingen. Hij was gehuwd met Sophia Wilhelmina Kiehl, en overleed te 's Gravenhage 13 December 1860. Zij portret vindt men bij Immerzeel.
Zie van Eynden en van der Willigen; Immerzeel; Kramm; Nagler; Muller, Cat. v. port.; Kobus en de Rivecourt.