't geen hier omging. In April 1666 werd hij door het Hof van Friesland ten zwaarde verwezen, zoodra men hem in handen kon krijgen.
Zie Aitsema, Saken van Staat en Oorlog. D. III. bl. 1193, 1194, D. VI. bl. 34; De Witt, Brieven, D. III. bl. 121; Thurloes Papers, vol. IV. p. 33. 35; Wagenaar, Vad. Hist. D. XII, bl. 418, 419, D. XIII. bl. 225; J.J. Nedermeijer van Rozenthal, Het Strafgeding tegen Johan van Messen en Dirk van Ruyven naar oorspronkelijke bescheiden toegelicht, in Nijhoff, Bijdr. p. 195.