Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 16

[Mr. Nikolaas Ruysch]

RUYSCH (Mr. Nikolaas), zoon van Coenraad Ruysch Nikolaasz. Ridder, en Burgemeester van Dordrecht, waar

[p. 585]

hij geboren werd. In zijne jeugd beoefende hij de poëzy en werd in Mei 1640 pensionaris te Dordrecht, in welke betrekking hem, den 21 December 1650, mr. Johan de Witt opvolgde. In dat jaar werd hij griffier der algemeene staten.

Hij bekleedde, kort na het overlijden van Willem II, als pensionaris, eene belangrijke bezending aan de Staten van Zeeland, na reeds vroeger vele pogingen aangewend te hebben om verwijdering der gemoederen voortekomen, 't geen het misnoegen van eenige leden van den Oudraad opwekte.

Hij was als een bekwaam Staatsman bekend en geacht, en overleed den 3 November 1670. Hij huwde Maria Paats

Zie Wagenaar. V.H.; van Wijn, Bijvoegs. D. XI. bl. 105, D. XII. bl. 26, 31; Balen, Beschrijv. v. Dordrecht, bl. 370; Holl. Merc. 1670 bl. 138; Beverwyck, Uytn; der Vrouw. Geslacht.; van Someren, Uitsp- der Vern. bl. 250, 394; Scheltema Staatk. Nederl.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt.