[Mattheus Ruuscher]
RUUSCHER (Mattheus), te Hamburg in het laatst der 17 eeuw geboren, begaf zich in zijne jeugd naar Holland om in de regten te studeeren, en er vervolgens zijn verblijf te houden. Hij had veel smaak in de nederduitsche poëzy en letterkunde. In 1752 gaf hij te Leiden een overzetting in het licht van de Patriot of Duitsche zedemeester en in 1633 de Knibbelaar of Vrijdenker. Na zijn dood kwamen in 1762 zijne gedichten aldaar in het licht, onder den titel van Dichtlievende verlustingen, zonder zijn naam, maar onder de zinspreuk Meditando fulgeris. Volgens een bevoegt beoordeelaar verraadt deze verzameling die oorspronkelijke en naar het Latijn, Fransch Italiaansch, Spaansch en Hoogduitsch gevolgde grootere en kleindere dichtstukjes bevat, veel smaak. Ook vertaalde hij de Schipbreuk of de Lijkstatie van Kripijn, uit het Fransch van Rhijne de La Front.
Zie Witsen Geysbeek, B.A.B. Wb., D. V bl. 199; Verwoert, Kobus en de Rivecourt, van Doorninck, Anon. Pseud. No. 4054 4884.