[Franciscus Georgius Crhistophanus Rütz]
RÜTZ (Franciscus Georgius Crhistophanus), den 29 October 1733 te Rutsberg in het hertogdom Saxen-Lauenburg geboren, kwam in 1762 te Amsterdam met gunstige getuigschriften van Rostock, werd vast proponent bij de Luth. gemeente te Amsterdam, in 1764 predikant te Breda 1774 te 's Hage, waar hij omstreeks dertig jaren in dionst was. Hij overleed in 1803.
Hij is bekend door verschillende geleerde- en latijnsche geschriften, die hij van tijd tot tijd heeft uitgegeven en door zijn twist met den hoogleeraar P. Hofstede.
Hij schreef:
Kleine bijdragen tot de Duitsche Letteekunde. 's Hage 1781 8o.
VII Leerredenen ter wederlegging van de ongegronde stelling: de Satan of boose geest werkt nog gestadiglijk op onze aerde en onder ons menschen. 's Hage 1783 8o.
Apologie van het Leeraarsambt of Memorie, waarin gededuceerd word, dat een Predikant, door den Rechter niet kan worden gedrongen, om getuigenis der waarheit te geven in zake, die hem als Predikant geopenbaard zijn. 's Hage 1784.
Brief van eenen Lutherschen Koster en School-leeraar over den staat der genade. 1777 8o.
Antwoord van den Lutherschen Koster op 't 2de stuk van de leer der Herv. Kerk door den Heer R.v.d.H.Z. 1779 8o.
Zedenboek door Demophilús 1786.
Zie Schultz, Jacobi en Nieuwenhuis, Bijdr. tot de Gesch. d. Ev. Luth. Kerk, D. VII bl, 127; Nieuwenhuis, Gesch. d. Ev. Luth. Gem. te s' Gravenh, bl. 63; Ypey, Gesch. d. Christ. in de 18 eeuw. D. VII bl. 433.
Zie Em. Wellers, Ind. Pseud. 3es Supplem.; V. Doorninck, Anon. en Pseud. No. 307, 842, 5566; Arrenberg Naamr.