[Johannes Cunradus Rungius]
RUNGIUS (Johannes Cunradus,) of Runge werd den 22 Januarij 1786 te Cappel, in het Graafschap Lippe, waar zijn vader, George Runge, predikant was, geboren. Het eerste hooger onderwijs ontving hij aan het gymnasium te Bremen, dat hij in 1703 met de Leidsche hoogeschool verwisselde.
Hier bleef hij zeven volle jaren; hoorde er de vermaarde hoogleeraren van zijn tijd; maar voelde zich inzonderheid aan getrokken door den persoon en het onderwijs van Perizonius, door naauwe bloedverwantschap aan zijn moeder verbonden, maar bijna nog naauwer aan zijn jeugdigen neef gehecht, door beider gemeenschappelijke liefde voor de klassische oudheid. Dit toonde hij door den lof, hem in de voorrede van Petavius, Rationarium temporis cum tabb. geneal. caet. L.B. 1710 8o., waarvan Rungius eene veel vermeerderde uitgaaf bezorgde, gegeven.
Eerst werd hij conrector te Nymegen en was drie jaren later hoogleeraar in de geschiedenis en welsprekendheid en der Grieksche en Latijnsche letterkunde te Harderwijk. Hij aanvaardde dit ambt met eene or. de prudentia et artibus Romanorum de constituendâ domi forisque Rep. Vier jaren later als rector aftredende, sprak hij de Romanorum luxuria et corruptissimis moribus, quibus Remp. et libertatem et amplissimum imperium corrumperunt et pessumdederunt.
In 1721 naar Franeker als hoogleeraar in de geschiedenis en welsprekendheid beroepen, aanvaardde hij deze betrekking met eene or. de Politicis, Gentilium et maxime Romanorum sacris. Hij overleed den 17 Januarij 1723. Tiberius Hemsterhusius hield eene lijkrede op hem die echter het licht niet ziet.
Hij hield zich bezig met eene nieuwe verbeterde uitgaaf van Festus en Aelianus, en gaf. behalve de door hem gehoudene oraties, ook die hij als conrector te Nijmegen hield, in het licht (1710)
Zie Progr. funeb. Vriemoet, Ath. Fris. p. 784; Jocher; Paquot, Mém. T. VIII p. 235; Rotermund, Brem., T. II p. 14. ff. Boekz., 1723 T. I bl. 108, 608; Bouman, Geld, Hooges., D. II, bl. 69, 70.