dood maakte hij voor zich zelve een grafschrift, dat bij Lambrechtsen is bewaard gebleven
Behalve de genoemde werken, heeft men nog van hem:
P. de la Rue en Drelincourt, Christelijke klinkdichten. Middelb. 1727.
De christelijke geloofsbelijdenis, en het gebed des Heeren in rijm gebragt. Middelb. 1729. 8o.
Bijbelstoffen. Middelb. 1732.
Stichtelijke gedichten. Rott. 1731. 8o.
Van de Dichtlievende tijdkortingen verscheen de eerste druk in 1718, de tweede Leiden 1728. 8o.
Bilderdijk heeft een dezer gedichten beoordeeld, in 1776, in de Oefeningen van het genootschap. Kunst wordt door Arbeid verkregen IV Dl.
Ook vervaardigde hij de Beschrijving der stad Middelburg voor het Woordenboek van Hoogstraten en hield zich bezig met de uitgave der Nagelaten gedichten van vrouwe Anna Rethaan en Anna Maria Vincentius; en zoo veel de spelling aangaat met de Gedichten van Jacob Willemsen en het werk van Plevier over de Handelingen der Apostelen.
Zie N.C. Lambrechtsen, Leven van P. de la Rue, enz. in N. Verh. v.h.Z. Gen. III, I; S. de Wind, Johan de Kanter Philipz. Fragment op een onuitgegeven vervolg op de la Rue's gelet. Zeel., in Achal 1850, bl. 192; Vervolg op Gel. Zeel. van P. de la Rue, in Nav., D. VII bl. 224, 316, 370; Witsen Geijsbeek, B.A.C. Woordenb., D. V bl. 196; De Vries, Gesch. der Ned. Dichtk., D. II bl. 123; Siegenbeek, Gesch. d.N.L.; van Kampen, Bekn. Gesch. der Nederl. Letterk. en wetensch.; Boekz. der Gel. wereld, 1730, bl. 319, volgg. Dec. 1734; L. Pater, Poëzy, bl. 443; Panpoetic. Bat. bl. 121; van Doorninck, Anon. Pseud., no. 367, 4520, 4704; Vrolijkhert, Vliss. kerkhemel, voor bl. 22; Republiek der geleerden van Sept. en Octob., 1734 bl. 290-649; G. de Wind, de Practar. Zeland. meritis in rempubl. litter., (1778); Arrenberg, Naamr. bl. 447; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus; en de Rivecourt; Nav., D. XI, bl. 11, D. XII, bl. 175, D. XIII, bl. 15.