[Abraham Roorda]
ROORDA (Abraham), sedert 1620 Grietman van Idaarderadeel, komt niet voor in het geslachtregister der familie van Roorda. Hij was volgens van Sminia, waarschijnlijk afkomstig van een eigenërfd geslacht te Roordahuizum, en denkelijk de broeder van Andries Roorda (die volgt). In 1611 was hij reeds lid van de Gedeputeerden en den 30 Augustus 1635 werd hij met andere Gedeputeerden gecommitteerd om een reglement van Raadsbestelling van de stad Harlingen en in 1636 een dergelijk van Hindeloopen te maken. Hij leefde nog in 1648, komende voor, als lid van de Staten van Friesland, onder de resolutie, waarbij de Munstersche vrede van 30 Januarij van dat jaar werd goedgekeurd en aangenomen. Evenals zijn oom, Karel Roorda, was hij een ijverig tegenstander van het huis van Oranje en deed zijn uiterste best om het in alle zaken zoo veel mogelijk den voet dwars te zetten, zoo als o.a. door te bewerken dat de steden gesteld werden in het regt om hunne eigene regeering te benoemen, dat tot nu aan den stadhouder stond. Doch zijn invloed was van korten duur; door tusschenkomst van de Algemeene Staten werden de vorige regenten weder aangesteld, en Roorda verloor, bij de verandering van het collegie van Gedeputeerde Staten, zijne zitting in hetzelve. Ook van zijn ambt als Grietman heeft hij om denzelfden tijd afstand gedaan.
Zie Charterb., D. V, bl. 513; Kok, Vad. Woordenb. D. XXIV, bl. 854; Viremoet, Ath. Fris. p. 147; v. Sminia, N. Naaml. v. Grietman bl. 153, 154.