burg te plunderen, doch dat hij onderweg door 40 soldaten van Don Rodrigo de Sapata werd aangegrepen en zijn volk met verlies van 60 dooden en 30 gevangenen. waaronder een kapitein, op de vlugt werd gedreven. Hij toog naar Noord-Holland. en lag naderhand met zijn vendel te Sparendam aan het IJ. Bij den stouten togt van een deel der Spaansche bezetting van Rotterdam om uit Amsterdam koren te halen, dwars door een vijandelijk land, poogde Roobol het op zijn terugtogt tusschen Amsterdam en Haarlem te slaan; doch zijn volk werd verstrooid en hij zelf gevangen genomen en waarschijnlijk ter dood gebragt.
Bor rangschikt hem onder de onstuimigste en woeste geuzen, wegens zijn plunderzucht bij de Hollanders zeer gehaat. Robold (zoo noemt hem Mendoce)) grand piorsaire et redoubté au Pays.
Zie Mendoce, Comment. Memor. f. 137; L. VI, Ch 6; Hooft, Ned. Hist. B. IV, f. 256; v. Meteren, Ned. Hist. f. 69; Bor. Ned. Hist. D. VI, bl, 291; Marcus, Sententien bl. 243; van Groningen, Watergeuzen, bl. 284; v. Haren, Geuzen.