scheurbuik verwoestingen onder de equipagiën aan te rigten; waarbij misnoegen en mismoedigheid met den mislukten togt zich van vele meester maakten. Zij ontdekten echter nu en dan eenige onbekende streken, onder anderen de Boumans-eilanden.
Op de tweede reise zeilden zij langs de Noordkust van Nieuw Guinea, passeerden meer dan 50 kleine eilanden, wierpen den 31 van Hooim. het anker uit bij Arimoa en Moa, waar zij goed ontvangen werden, en kwamen, tusschen Nieuw Guinea en Gilolo door, eindelijk op den 9 van Herfstm. te Japara, en zich daar eenigen tijd ververscht hebbende, op den 4 van Wijnm. ter reede van Batavia. Doch hier wachtte Roggeveen de grievendste teleurstelling, daar op last des Raads van Nederlandsch Oost-Indiën, van den 22 van Herfstm. uitgevaardigd, bevolen werd, op zijne beide schepen, de ladingen, en schepelingen, arrest te leggen, en terstond al de scheepspapieren van hen af te vragen.
Niettegenstaande het stoutmoedig en mannelijk besluit van Roggeveen om zich tegen die schandelijke daad te verzetten, moest hij voor de overmagt bukken, en hetzelfde lot ondergaan dat Schouten en le Maire vroeger getroffen had.
De alzoo verbeurd verklaarde schepen werden dadelijk in dienst gesteld; het eene werd naar Perzië, het andere naar de Oostkust van Java gezonden. De ladingen werden met winst verkocht, en de ongelukkige equipage, en met dezelve ook Roggeveen, werd in Winterm. met de retourvloot naar het vaderland terug gezonden.
Een gedeelte dezer vloot kwam den 6 van Hooim. met den kommandeur van der Grijp ter reede van Middelburg. Op een dier schepen bevond zich Roggeveen. Het overige gedeelte der equipage viel met de andere schepen op den 8 dier maand te Texel binnen, Hoog werd de aanhouding der schepen door de West-Indische Compagnie opgenomen. Reeds den 12 dier maand verscheen de advocaat der W.I. Compagnie, Mr. Jean de la Bassecour, in de vergadering van bewindhebberen der O.I. Compagnie, zich daarover ernstig beklagende, en verzoekende de redenen daarvan te mogen vernemen; doch hij bekwam aanvankelijk niets dan een ontwijkend antwoord: ‘Men kon zich niet daarover uitlaten vóór de heeren, die in commissie gesteld waren om de papieren deze materie betreffende en nu laatst met de retourvloot aangebragt te examineren, rapport gedaan hadden.’
De uitslag dezer zaak is niet volkomen gebleken; waarschijn lijk is zij tusschen de beide Compagniën bij een accoord of transactie afgedaan: doch onder welke bepalingen is onbekend.