waar hij reeds den 27 Augustus 1806 zijn nuttig leven eindigde. Hij stierf op zijn buitenverblijf onder Soeterwoude en werd te Katwijk aan Zee, in het graf van zijn vriend en uitgever Du Mortier begraven. Zijne weduwe Cornelia van Nievelt, waarmede hij in 1788 te Alkmaar in het huwelijk was getreden, liet hij slechts drie kinderen na (want zijn oudste dochtertje had hij vroeg verloren), namelijk twee dochters: Johanna en Anna Maria, die beide later zijn gehuwd, en een zoon Ysbrand. Deze laatste (geb. 26 Febr. 1794 te Berkel, gest. 14 Maart 1855), tot geneesheer opgeleid, maar door den dood van zijn vader en de ongunstige tijdsomstandigheden in zijne studiën gestoord, vestigde zich later als apothecar te Amsterdam, verkreeg door zijne bekwaamheden zelfs een uitgebreide praktijk, en maakte zich bijzonder verdienstelijk toen de cholera voor het eerst hier te lande zoo hevig woedde, waarom hem ook de zilveren medailje werd geschonken.
Als godgeleerde had de naam van Rogge bij zijne tijdgenooten een goeden klank. Naauw had hij zijn boek over het ware wezen van het Christendom in het licht gegeven, of Teylers godgeleered genootschap bekroonde met goud zijn antwoord op de prijsvraag: Is, behalve het inwendig bewijs van de goddelijkheid van de leer van Jezus, nog eenig bewijs ter overtuiging noodzakelijk, terwijl A. Hulshoff en anderen slechts den zilveren eerepenning ontvingen. Doch hij was niet enkel godgeleerde. De gewichtige staatkundige gebeurtenissen in zijn tijd, de algemeene belangen des volks gingen hem niet minder ter harte. Getuige hiervan een aantal belangrijke geschriften van verschillenden aard, waarvan de titels uitvoerig werden opgegeven in de Bibliotheek der Remonstrantsche Geschriften (Amst. 1863). Zoo leverde hij eene naauwkeurige beschrijving van de onlusten hier te lande in 1780, van de staatsomwenteling van 1795, terwijl wij tevens van zijne hand bezitten eene geschiedenis der staatsregeling van de Bataafsche republiek. Rogge was de laatste van ganscher harte toegedaan, en ijverde voor alle goede beginselen, die nu krachtig werden uitgesproken. Hij verlangde verbetering in opvoeding en onderwijs en wenschtte dat men vooral de ontwikkeling van de mindere volksklasse ter harte zou nemen. Hij schreef populaire werkjes voor de jeugd, sprak zijn oordeel uit over de verbetering van het schoolwezen, was een krachtig medewerker in tijdschriften, die zich ten doel stelden dergelijke onderwerpen te bespreken, gaf leerredenen in het licht voor de huiselijke godsdienst van den gemeenen man, en het was eene onderscheiding dat de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen zijn zedekundig leesboek voor de scholen liet drukken en verspreiden.