[Jan Roemer]
ROEMER (Jan), in 1769 te Amsterdam geboren, werd in 1791 proponent bij de Remonstrantsche broederschap, en in het volgend jaar predikant te Nieuwkoop, waar hij, uitgenomen van Julij tot October 1799 te Dokkum, gedurende bijna tien jaren werkzaam was; in 1802 aanvaardde hij het leeraarsambt te Leiden, verkreeg in 1831 zijn emeritaat en overleed den 21 December 1838 te Alphen.
Hij gaf in het licht:
Troostrede bij het overlijden van C. Rogge. Leid. 1806.
Beschrijving van de verwoesting te Leiden. Ald. 1807. m. pl.
Leyden in hare ramp op den 12 Jan. 1807 Leyden, 1807 8.
Vruchtmandje voor de Jeugd. Amst. 1811.
Proeve eener regtsgeleerde verdediging van de onschuld van Jesus Christus. Leid. 1820.
Jesus Christus voor het Sanhedrin. Dordr. 1822.
Hulde aan de nagedachtenis van Borger. Ald.
Voordeelen van den geest der eeuw. Ald. 1823.
Leerrede over het belangrijke en heilzame van de uitvinding der Boekdrukkunst. Ald. 1823.
De Pharizeër. Haarl. 1824.
Het vijfde halve eeuwfeest van het ontzet van Leiden. Leid. 1825.
Het vijfde halve eeuwfeest van de stichting der Hooge School te Leiden. Ald. 1825.
Feestrede bij de viering van het 50jarig bestaan der Leidsche Afdeeling van de Nederl. Huishoudelijke Maatschappij, den 15 Oct. 1829. Haarl. (1829.) 8o.
Ontboezeming bij de zegevierende terugkomst van het korps vrijwillige jagers der Leydsche Hooge School. Leyd. 1832 8s. (anon.)
Gedenkschrift van den veldtogt der Heeren Studenten van de Hoogeschool te Leyden, ten heiligen strijd voor Vaderland en koning in de jaren 1830 en 1831. Leyd. gr. 8o. 1832.
Gedenkschrift van den uittogt der studenten van de Hooge School te Leiden in 1830 en 1831. Leid. 1831.
Zie Tideman, De Remonstr. Broeders, bl. 88, 102, 302, 376;