1657 werd hij in de Chambre-mi-partie geplaatst, daarna kanunnik van St. Pieter, later deken, ook werd hij geëligeerd lid der staatsvergadering. Vervolgens afgevaardigde tot de Staten-Generaal, nam hij in 1663 zitting in den raad van state, en overleed den 18 Januarij 1668.
Hij is tweemaal gehuwd geweest. Zijn eerste huwelijk met Maria de Goijer (4 Mei 1641) is door Casper Kinschot bezongen. In 1658 hertrouwde hij met Gertrui Gelon. Hij was een uitstekend regtsgeleerde en gaf in het licht:
Tractatus de jure conjugum, in quo de viri in uxorem potestate, eorumque obligationibus, bonorum communione, pactisque dotalibus, illustriores controversiae ad usum fori patrii vicinarumque regionum extenduntur, cum trac atione praeliminari de jure quod oritur ex statutorum vel consuetudinum discrepantium conflictu. Traj. 1653 4o. Antv. 8o.
Hij hielp ook Matthaeus bij het zamenstellen van zijn werk de Auctionibus. Dat hij ook de poëzy beoefende, blijkt uit zijn epigramma voor het aangeh. werk van Matthaeus. Ook gaf hij een Lat. gedicht voor het werk de Criminibus van denzelfden geleerde. Een Ned. gedicht van hem vindt men voor het 5e deel, 1e stuk der Historie van zijn oom Pieter Bor.
Zie Burman, Traj. erud. p. 305, 306; van der Muelen over de Ordonn. d. stad Utrecht XXII. art VII. no XIV; Kinschot, Carm. p. 205; Barlaei Epist. XXVI; Graevii, Oral. in 4 Acad. Traject. nat.; Sandbrink, de advocat. Juribus. p. 76; Scheltema, Staatk. Nederl.; Hoogstraten, over de Chambre mi-partie; Nieuwenhuis, Verwoert, Kobus en de Rivecourt, van der Aa, N.B.A.C. Woordenb.