Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 16
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 382]
| |
Nederduitsche gemeente, waartoe hij geroepen was. Ten gevolge daarvan verliet hij, op last der regeering, de stad, en begaf zich met bijna al zijn werkvolk naar Abbeville, zette zich daar met toestemming van den koning van Frankrijk neder, dreef daar zijn bloeijende fabrijk en alzoo werd Haarlem van een aanzienlijke bron van welvaart beroofd.
Zie de Koning, Tafereel der stad Haarlem. D. V, bl. 225; Nav., D. IX. bl. 131, 260. |
|