blijf te Leiden in vijandschap met den beroemden Janus Dousa, die hem ‘homo omnium quot sunt, quot fuerunt aut futuri sunt infectissimus’ noemde.
Men verhaalt dat Arminius eens tot hem, een onrustig man, die het nergens lang kon uithouden, zeide: ‘Habes Rennechere, Mercurium in pedibus,’ waarop hij antwoordde: sed tu, Armini, diabolum in capite.’ In 1584 was hij Hoogleeraar in 't Hebreeuwsch aan 't Gymnasium te Bremen, bedankte in 1587, ging, volgens Rotermund, naar Groningen, van daar naar Leiden, en werd eindelijk hoogleeraar in de Grieksche taal te Heidelberg. In 1588 gaf hij te Franeker, in 1589 te Herborn, in 1591 te Wittenberg, in 1597 te Hanau, in 1599 te Bazel in, 1600 te Licha verschillende werken uit. Er heerscht echter een schromelijke verwarring bij zijne levensbeschrijvers Harkenroth noemt hem Henricus, en zoon van den vorige, Rotermund schrijft hem het werk de Regeneratione toe. Ofschoon wisselturig, schijnt hij een geleerd man geweest te zijn, en gaf, volgens Rotermund, in het licht:
In Psalmum I observationes et annotationes et varii alii XI doctrinarum loci script. de disciplina ecclesiastica, Franeker, 1589 8o.
Descriptio pontificis Romani. 1589 8o.
Aureae Salutis catena de praedestinatione 8o.
Modesta disputatio de electione.
Orat. de agnitione Dei et lingua Hebraea. Witteb. 1591 8o.
De majestate nominis Messiae. 1593 8o,
Scriptum Didascalicum et apologeticum 1595. (verdediging der Aurea sal. cat.
Carmen in nuptias Comitis Ludov. Gualteri Nassav. 1601.
De aeterna electionis veritate. Hanau, 1597 8o.
De veritate carnis Christi contra Ubiquistanos. Ibid. 8.
Expositio cap. 111 Esaiae iu 8o.
D. de Regeneratione.
D. in Psalmum C. XXIX.
Explicatio literarum servilium Hebraicarum. Basil, 1599 8o.
De vero Antichristo. Herborn, 1589 8o.
De nominis lapsi et corrupti regeneratione, Lich. 1600. 8o.
Oratio in laudem linguae Hebraeae L.B. 1603.
Zie Jöchen; Rotermund; Dez. Lexic Gelehrter Bremer T. III, S. 117; G. Meieri Orat. II, de Schot. Brem. progressu et incremento; Hare[...]onroth. a.p.; Siegenbeek, Gesch. der L. Hoogesch. D, II, bl. 56; J. Dousae, Poëm. p. 79, Acta mss, Curat. Leid. Schotel, een Studenten oproer, bl 18, 83, 84; A. Vereul, Redev. over Dousa den ourden, bl, 94, 95.