niet naar beneden zouden gaan, had laten toespijkeren, sprak hij dus aan:
‘Mannen, wij zijn tegenwoordig om eene groote zaak uit te voeren in zee gegaan. Aangezien wij maar met eene kleine bark met negen stukken en onze vijanden veel beter voorzien zijn, zoo is 't dan ten hoogste van nooden, dat wij malkanderen tot kloekmoedigheid opwekken, en ik ben verzekerd, zoo gij u in mijne voetstappen zet, dat wij de victoria zullen verkrijgen. Daarom, zoo een van u allen koomt te bespeuren, dat ik in eenig ding mogt bezwijken, dien geef ik vrijelijk verlof, om zijn wapen aan mij te besteden; opdat geen ander door mijne lafheid den vijand eenige hoop tot victoria zou komen te geven.’
Meer andere voorbeelden van zijn kloekmoedigheid vindt men in het volgend werk, geschreven door D. van der Sterre, med. dr. te Curaçao, getiteld:
Zeer aanmerkelijke reysen gedaen door Jan Erasmus Reining, meest in de West-Indiën en ook in veele andere deelen des werelds, waar in kortelyk verhandelt wert het geen hem van syne kintsche jaren avontuurlyk ter zee en te land tot zyn 49 jaar is voorgevallen in peryckelen zijns levens, stoute actiën, kloekmoedige uitvoeringen en victorieuse verrigtingen, met platen van J. Luikens. Amst. 1691 4o. Ook opgenomen in Nederlandsche reizen, D. XIV.
Zie Leven en daaden der doorl. Zeehelden, bl. 239, 446, 447; La Rue, Heldh. Zeel. bl. 203; Nav. D. IX. bl. 328.