[Nicolaas van Reigersbergh]
REIGERSBERGH (Nicolaas van), broeder van den vorige, raadsheer in den hoogen raad, verdienstelijk regtsgeleerde, die met zijn zuster Maria en zwager de Groot in allervertrouwelijkste briefwisseling was. Brandt stelt hem onder de voornaamste vrienden van den Drost van Muiden, ‘die mannen waren door hun verstandt niet min doorluchtigh dan door hunne ampten’. Ook Baudius, Barlaeus en Heinsius behoorden tot zijne vrienden. Hij overleed den 3 Augustus 1653. Zijne nagelaten brieven, in de Archieven der Remonstrantsche gemeenten te Amsterdam en Rotterdam berustende, zullen uitgegeven worden.
Zie Wagenaar, Vad. Hist., D. XI bl. 45, 50; La Rue, Gel. Zeel., bl. 517, 518; G. Brandt, Lev. v. Hooft, bl. 33; C. Brandt, en A. van Cattenburgh, Leven van H. de Groot, bl. 27, 349 enz; P.C. Hooft, Brieven, bl. 106, 138 Vollenhoven, Broeders Gevangen.; Vollenhoven en Schotel, Brieven v.M.v.R. passim; Cat. d. Bibl. v.d. Rem. Kerk te Amsterdam, bl. 21, 22; Kobus en de Rivecourt; Baudiuu, Epp., p. 450; Barlaeus, Epp., p. 381; Heinsii, Poëm., p. 47; Epp. Grotii, ap. Blaeu, 1687.