van Reigersbergh, raad der stad Veere. Hij was de eerste, die een Chronyk van Zeeland in het licht gaf met den titel: Dye Cronijcke van Zeelandt. Achter aan Gheprent Thantwerpen binnen die Camer poorte in den Mol, by die weduwe vau Henrich Peetersen, in 't iaer MCCCCC ende LI den vijffsten dach van September met een kaart van Zeelandt. 4o.
Naderhand is zij te Middelburg bij Zach. Roman in 1634 in 4o. herdrukt en met bijvoegsels vermeerderd. Deze laatste worden door sommigen aan Johan de Brune toegeschreven. In 1844 bezorgde Boxhorn te Middelburg (2 d. 4o.) eene zeer vermeerderde en verbeterde uitgave met uitvoerige aanteekeningen. Eindelijk heeft ook Smallegange, het eerste deel van Reiger bergh's kronyk in zijne kronyk van Zeeland (Middelb. 1699 fol.) ingelascht. - Ook verscheen er Beschrijvingevan Zeelandt, hare antiquiteit ofte ouderdom - eertijdts beschreven door den Heer Johan Reyersbergen, ende daarna vermeerdert door Marcus Jvereus van Boxhorn t' Amsterdam bij Jan van Hilten. Anno 1646, 12o. Het bevat alleen de 13 eerste hoofdstukken van Reigersbergh.
Dousa en Schriverius hadden weinig met de chronyk van onzen Zeeuw op. De laatste noemt den autheur zelfs een ‘leugengieter, gnathonist, een onbeschofte bloed,’ doch Boxhorn en de Wind verdedigen hem, de laatste hecht zelfs hooge waarde aan zijn werk.
Zie La Rue, Gelett. Zeel. bl. 289; Smallegange, Chron. van Zeel. D. I. bl. 160; Oudh. en Gestigt. van Zeel. bl. 51; Val. Andreas, Bibl. Belg. p. 551; Foppens, Bibl. Belg. T. II. p. 716; Ermerius, Beschrijv. van Vere. (in de Zeeuwsche Oudheden VIe dl.) bl. 186. Vóórw. van Dousa vóór de Rijmkronyk van M. Stoke en de versen van Schriverius, in de uitgave van Alkemade (1699); De Wind, Bibl. van Ned. Gesch. D. I. bl. 139, 540; Paquot, Mém. T. II p. 16; Kok; Nieuwenhuis, Kobus en de Rivecourt.