[Lukas Reeder]
REEDER (Lukas) werd in 1728 te Leyden geboren, woonde er 4 jaren de akademische lessen van Alberti. Schultens, Musschenbroek, Lulofs en Oudendorp bij, was inmiddels, naar de toenmalige gewoonte, door den predikant J. Determeijer, tot de eigentlijke godgeleerdheid opgeleid, en zette deze studie van 1749 tot 1751 te Göttingen, onder de bijzondere leiding van Mosheim, voort. In 1751 werd hij in zijne geboortestad proponent, in het volgend jaar door de gemeente te Zierikzee tot predikant begeerd, en trad den 18 Februarij 1753 te Hoorn in dienst. Hij verwisselde deze gemeente, door zijn ambtgenoot H. Kemper in gisting gebragt, tegen die te Kuilenburg. Driemalen te Amsterdam genomineerd (1772, 1774, 1778), en de laatste reis beroepen, had hij dit beroep juist aangenomen, toen hij den 12 Januarij 1779 plotseling aan een beroerte overleed. Zijn Utrechtsche ambtgenoot Deiman, hield over hem een lijkrede, naar aanleiding van Rom. XIV:14, die het licht ziet. Kort na zijn onverwachten dood verscheen een portret van hem door R. Vinkeles, fol.
Men heeft van hem in druk eene Verhand. over het bewijs voor het bestaan van God uit deszelfs denkbeeld van voren afgeleid, in Stolp Leg. Afd. Nat. Godg. D. II. 1776.
Leerrede op den algemeenen Dank- Vast- en Bededag over Prov. XIV vs. 3, Hoorn, 1754,
Zie Deiman's Lijkrede; Korte Levenss. en egt Karakter van L. Reeder, Utrecht, 1781; Bijdr. tot de Ges. der Evang. Luth. Kerk in Ned. door J.C. Schultz Jacobi en F.J. Domela Nieuwenhuis, D. II. bl. 166, D. VII. bl. 76; Kist en Royaards, Kerk. Arch. (Eerste Serie) D. V. bl. 255; Glasius, Godg. Ned.