[Adolf Hendrik van Rechteren]
RECHTEREN (Adolf Hendrik van), Heer van Almelo, zoon van Jochem Adolph van Rechteren tot Rechteren, en van Margreet van Haersolte, werd in 1657 geboren. Zijn oom Zeger van Rechteren tot Almelo benoemde hem boven zijne broeders tot erfgenaam. De rijkdom hier door verworven, zijne aanzienlijke geboorte, de gunstige ontwikkeling zijner verstandelijke vermogens, en zijne op buitenlandsche reizen verworvene kennis baanden hem spoedig den weg tot buitenlandsche ambten. Na in de ridderschap van Overijssel te zijn beschreven, werd hij eerst drost van Vollenhoven, later van Salland. Naar den Haag gezonden, ter vergadering der Staten-Generaal, werd hij door deze gebruikt in bezendingen aan de keurvorsten van Trier en Mentz, aan den landgraaf van Hessen-Kassel, en aan keizer Leopold. Den laatsten diende hij, zoo wel als zijne meesters, dempte, door verstandige tusschenspraak, de twisten tusschen dezen en diens onderzaten. Leopold's zoon Josephus erkende de aan zijn vader bewezen diensten door hem tot rijksgraaf te benoemen. Ook bij dezen bekleedde hij een buitengewoon gezantschap en diende, namens de Staten, voor middelaar om aan den Hongaarschen opstand of krijg een eind te maken. Het gelukte hem echter niet volkomen; de onderwerping volgde niet voor 1711. In dit jaar begroette hij keizer Karel VI, na zijne krooning te Frankfort, vervolgens was hij gedeputeerde te velde.
In 1712 werd hij door die van Overijssel tot den vredehandel te Utrecht gezonden. Een geschil tusschen de koetsiers van den graaf van Rechteren en een der Fransche gezanten, veroorzaakten hooge eischen van de zijden des Franschen konings, tegen van Rechteren. De Staten-Generaal, liever iets willende toegeven dan het sluiten van den vrede vertragen, ontsloegen den graaf en hij vertrok derhalve naar Utrecht. In