verlangde hij weder in militaire dienst te treden en woonde o.a. met onderscheiding de veldslagen van Regensburg, Aspern, Wagram en Znaim bij. In 1812 werd hij, nevens vijf andere hoofd-officieren en den veldmaarschalk baron Lutterman, belast met de reorganisatie der ligte infanterie. Te gelijkertijd ontving hij van den keizer van Oostenrijk de benoeming tot kamerheer. De trouwe en menigvuldige diensten, door hem in de Italiaansche veldtogten van 1813 en 1814 bewezen, in de gevechten van Monsebano, Roverbello, enz., alsmede als kommandant van de stad Turijn en de forten van Fenestrelles, werden evenzeer op de vleijendste wijze erkend door zijn verheffing tot ridder der Sardinische order van St. Mauritius en St. Lazaro en de ontvangst der militaire medaille.
De Napelsche veldtogt van 1815 tegen Murat gaf hem op nieuw de gelegenheid zijn moed en beleid aan den dag te leggen. Onder het bevel staande van den luitenant generaal, graaf Niepperg bezette hij o.o. de steden Urbino, Fosombrano en Filotrano, werd tot kommandant der Calabrische kusten aangesteld en verkreeg na den oorlog van den koning de beide Siciliën de order H. Ferdinand.
Na den vrede van Parijs keerde hij naar zijn vaderland terug en trad met den rang van majoor in het Nederlandsche leger, in garnizoen te Mechelen, Bergen en Nieuwpoort, werd in 1816 bij den generalen kwartiermeestersstaf geplaatst, in 1821 tot adjudant van Z.K.H. den Prins van Oranje en in 1822 tot gouverneur van Hd. doorluchtige zonen benoemd. Deze betoekking vervulde hij tot 1834; door Z.M. Koning Willem I was hij in 1831 tot ridder van den Nederlandschen Leeuw benoemd. In 1849 werd hij generaal majoor; maar de slechte toestand zijner gezondheid dwong hem zijn landgoed Belmonte, in Gelderland te verlaten; hij bragt de laatste jaren zijns levens grootendeels te Nizza en in Zwitserland door, waar hij ten huize Elysée, nabij Lausanne, in den ouderdom van bijna 82 jaren en in het bezit zijner volle geestvermogens ontsliep.
Zie Levensb. van Ned. Staatsm. en Krijgsl. door J.W. van Sypenstein, waar ook zijn portret voorkomt.