[Jan Pieter Rathlauw]
RATHLAUW (Jan Pieter), te Amsterdam geboren aldaar chirurgijn en vroedmeester in 't midden der 18 eeuw, een leerling van IJves en Ferner, bestudeerde de vroedkunde te Parijs en Londen, doch werd, toen hij zich, ter uitoefening van dit vak, te Amsterdam had neêrgezet, door het collegium medicum afgewezen. Dr. Velser maakte hem met het geheim van een verloskundig instrument van Roonhuijsen bekend, waarvan hij een afbeelding en beschrijving in het licht gaf.
Men heeft van hem:
Verhandeling over de cataracta en derzelver differente speciën met een keurlijke, na het leven afgeschetste, plaat, op dewelken men met een opslag van het oog ontdekken kan alle de verscheide zoorten van de gebreken, van derzelver oorzaken, kentekenen en gevolgen, benevens een nieuwe manier van operatiën en derzelven voortreffelykheid boven de gewone manier voorgestelt, enz. enz. Amsterdam 1751 8o. Ook in het Fr.
Het berugte geheim in de vroedkunde van Rogier Roonhuizen ontdekt. Amst. 1767 8o. l.v.l. Hier tegen:
Klaare bewijzen, dat het berugte geheim in de vroedkunde van Roonhuisen, ontdekt en uitgegeven door J.P. Rathlauw, volstrekt valsch, en het Instrument daarin afgebeeld, gevaarlijk en onnut in de tweede gevallen is. Amst. 1767.
J.D. Schletting, Embryacia nova deteeta of eene heel nieuw en nuttige vroedkundige behandeling in de meest moeijelijke baaringen, eertijds gelukkig uitgeoefent door R. Roonhuizen, en over de 50 jaren geheel bedekt gehouden. Nu ontdekt en beschreven met plaat en eene bijvoeying van andere onbekende zaaken in de Mierenchites. Amst. 1767. Appendix etc. Ibid 1767 8o.
Brief aan den Heer van *** bevattende eenige aanmerkingen op en van het werk uitgegeven door J. de Visscher en Cr. van de Poll, geïntituleerd, tweeledige verhandelingen. rakende het Roonhusiaans geheim in de vroedkunde. Amst. 1754 4o.
Opmerkingen nopens den dollenhondsbeet, en de middelen daartegen in de Werken der Kon. Maats. te Göttingen, waarvan hij lid was.
Zie Gottinger gel. Anz. 1753 S. 265, 269, 381, 889 ff; Osiander, Lehrb der Entbindungskunst, 1 Th. S. 268-275; Hersching, B. IX. Abth. I. p. 115; Rotermund; Boekz. der Gel. wereld, 1752 à 427.