Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 16
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 86]
| |
In 1740 verdedigde hij er, onder Schultens, eene Dissertatio de convenientia admirabili Dialecti Arabicae cum Hebraea in Universo Linguae ambitu (L.B. 1740, 4o.) In hetzelfde jaar werd hij proponent en predikant te Holyrood, in 1744 aan de Koog, in de banne van Westzaan, in 1745 te Leeuwarden, van waar hij in 1766 als hoogleeraar in de godgeleerdheid en akademie-prediker te Franeker werd beroepen. Hij aanvaardde den 6 Januarij van 't volgend jaar deze bediening met eene Oratio de pietate Christiana Theologo prorsus necessaria. In 't Hollandsch overgebragt met den titel: Inwyings Redevoering over de Christelyke Godsvrugt, den Godgeleerden volstrekt noodzakelijk, - opentlyk uitgesproken in de Academie-kerk, als Zijn Hoog Eerw. het Hoogleerampt in de Godgeleerdheid plegtiglyk aanvaardde den 6 January 1767, Leeuw. 1767, 4o. In 1781 legde hij de rectorale waardigheid neder met een Sermo Academicus de librorum Apocryphorum, ut vocant, lectione et excussione omnibus Christianis utili et necessaria. (Franeq. 1781, 4o.) In 1791 werd hij emeritus en den 15 Junij 1793 overleed hij, in den ouderdom van 78 jaren en 4 maanden, Behalve de gemelde dissertatie en oratien, gaf hij nog in het licht: De voorzigtige opregtigheid den Leeraars des Nieuwen Testaments noodzakelyk aangeprezen uit Mattheus XV vs. 16, ter bevestiging van Do. Ad. van Duyfhuys te Nieuwendam, Amst. 1744, 4o. De kragt des Gebeds betoogt uyt Israels Triomf en Amaleks Nederlaag, op 't Gebed van Moses, ter opwekking van Nederlands Israel ter voorbereiding van de Wekelyksche Bedestonden uit Exodus XVII:8-14, Amst. 1748. Zevental Leerredenen en uytgelezen Bijbelstoffen op verscheiden Tyden en Gelegenheden, Amst. 1756, Elisa's Dood en Begrafenis ter nagedagtenis van Herm. Wesselius, uit 2 Kon. XIII, Leeuw. 1755, 4o. Leerrede over Jezaia XLV:7 tot een algemeenen Dank-, Vast- en Bededag, Leeuw. 1758.
Zie Cod. Stúd. Acad. L.B.; Bibl. Hag. Cl. II. p. 220; Boekz. der Gel. Wer. 1767. a. bl. 83. 1768. b. bl. 382-316, 1794. a. bl. 668; Naaml. der Pred. 1791. bl. 199; Veeris, Vern. Kerk. Alph. bl. 163; Abcoude, Naamr. Aanh. bl. 272, 2e Aanh. bl. 126, 3e Aanh. bl. 18, 4e Aanh. bl. 21; Arrenberg, Naaml. bl. |
|